11Nog diezelfde dag zette David zijn vlucht voor Saul voort, tot hij bij Achis kwam, de koning van Gat. 12De hovelingen van Achis zeiden tegen hun vorst: ‘Is dat niet David, de koning van het land? Is dat niet degene over wie ze triomfantelijk hebben gezongen: “Saul versloeg ze bij duizenden, David bij tienduizenden”?’ 13Deze woorden ontgingen David niet, en hij werd doodsbang voor Achis. 14Daarom deed hij net alsof hij gek was: toen ze hem beetpakten, ging hij als een waanzinnige tekeer, kraste tekens op de deuren van de poort en kwijlde in zijn baard. 15‘Zien jullie niet dat die man gek is?’ zei Achis tegen zijn hovelingen. ‘Waarom brengen jullie hem bij mij? 16Heb ik hier soms geen gekken genoeg, dat jullie hem bij me brengen om tegen me tekeer te gaan? Wat moet die kerel in mijn paleis?’
1 Samuel 22
1David ging weer weg uit Gat en vond een veilig heenkomen in een grot bij Adullam. Toen zijn broers en zijn overige familieleden dat hoorden, voegden ze zich daar bij hem. 2Ook allerlei mensen die in moeilijkheden zaten, schulden hadden of verbitterd waren, sloten zich bij hem aan. David werd hun aanvoerder; het was een groep van ongeveer vierhonderd man. 3Van daaruit bezocht hij de koning van Moab in Mispe en vroeg hem: ‘Sta mijn vader en moeder alstublieft toe om naar uw grondgebied uit te wijken tot ik weet wat God met mij voorheeft.’ 4Zo bracht hij zijn ouders onder bij de koning van Moab, en daar bleven ze zolang David zich in zijn schuilplaats in de bergen verschanst hield. 5Maar de profeet Gad zei tegen David: ‘Blijf niet in de bergen, maar ga naar het land van Juda.’ Daarop trok David naar het Cheretbos.