Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

13 juni - 1 Samuël 20:35-21:1

Bijbeltekst(en)

1 Samuel 20

35De volgende morgen ging Jonatan de stad uit om David op de afgesproken plaats te ontmoeten; hij nam een jonge knecht mee. 36‘Zoek snel de pijlen op die ik afschiet,’ beval hij hem. Zodra de jongen wegrende, schoot Jonatan een pijl over hem heen. 37Toen de jongen bij de plek kwam waar de pijl terecht was gekomen, riep Jonatan hem na: ‘Ligt de pijl niet verder weg?’ 38En: ‘Schiet op, blijf daar niet zo staan!’ Jonatans knecht raapte de pijlen bij elkaar en bracht ze terug naar zijn meester. 39Hij wist natuurlijk niet waar het om ging, maar Jonatan en David des te beter. 40Jonatan gaf zijn wapens aan zijn knecht en droeg hem op ze naar de stad terug te brengen. 41Zodra de jongen weg was, kwam David van achter de rotsblokken tevoorschijn, knielde neer en boog driemaal diep voorover. Ze kusten elkaar terwijl hun de tranen over de wangen liepen, tot Jonatan zich vermande 42en zei: ‘Vaarwel. Onthoud wat wij tweeën elkaar bij de naam van de HEER gezworen hebben en dat wij en onze nakomelingen daar voor altijd aan gehouden zijn. De HEER is onze getuige.’

1 Samuel 21

1Daarop ging David weg en Jonatan keerde terug naar de stad.
1 Samuel 20:35-21:1NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.39.0
Volg ons