Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

11 maart - 1 Samuël 15:24-35

Bijbeltekst(en)

1 Samuel 15

24Toen zei Saul tegen Samuel: ‘Ik heb gezondigd! Ik ben ingegaan tegen het bevel van de HEER en tegen uw woorden. Ik was bang voor de soldaten en daarom heb ik naar hen geluisterd. 25Alstublieft, vergeef me en laat me niet alleen; ik wil neerknielen voor de HEER.’ 26‘Nee,’ antwoordde Samuel. ‘U hebt de opdracht van de HEER verworpen, daarom verwerpt de HEER u als koning van Israël.’ 27Toen Samuel zich omdraaide om weg te gaan, greep Saul de slip van zijn mantel beet, maar die scheurde af. 28En Samuel zei: ‘Hierbij scheurt de HEER het koningschap over Israël van u los en geeft Hij het aan iemand anders, die waardiger is dan u. 29En u weet dat de Glorie van Israël nooit zijn woord breekt en nimmer op zijn besluiten terugkomt. Hij is immers geen mens, dat Hij op zijn besluiten terug zou komen.’ 30Weer zei Saul: ‘Ik heb gezondigd! Maar val me alstublieft niet af waar de oudsten van mijn volk en heel Israël bij zijn en laat me niet alleen; ik wil neerknielen voor de HEER, uw God.’ 31Toen ging Samuel met Saul mee en Saul knielde neer voor de HEER.

32Daarna zei Samuel: ‘Laat koning Agag van Amalek hier komen.’ Agag liep naar hem toe, nog steeds geboeid. ‘De bittere dreiging van de dood is zeker wel geweken?’ vroeg hij. 33Maar Samuel antwoordde: ‘Zoals uw zwaard vrouwen van hun kinderen heeft beroofd, zo wordt nu uw moeder van haar kind beroofd.’ En hij hakte Agags hoofd af ten overstaan van de HEER in Gilgal.

34Samuel ging terug naar Rama en Saul keerde terug naar zijn woonplaats Gibea. 35Samuel heeft, tot de dag van zijn dood, Saul niet meer teruggezien, maar hij treurde wel om hem. En de HEER betreurde het dat Hij Saul als koning van Israël had aangesteld.

1 Samuel 15:24-35NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.39.0
Volg ons