Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 60 / Pred. 3, Ps. 1, Ps. 139

Bijbeltekst(en)

Prediker 3

Alles heeft zijn tijd

1Voor alles wat gebeurt is er een uur,

een tijd voor alles wat er is onder de hemel.

2Er is een tijd om geboren te worden

en een tijd om te sterven,

een tijd om te planten

en een tijd om te rooien.

3Er is een tijd om te doden

en een tijd om te helen,

een tijd om af te breken

en een tijd om op te bouwen.

4Er is een tijd om te huilen

en een tijd om te lachen,

een tijd om te rouwen

en een tijd om te dansen.

5Er is een tijd om te beminnen

en een tijd om zich te onthouden,

een tijd om te omhelzen

en een tijd om af te weren.

6Er is een tijd om te zoeken

en een tijd om te verliezen,

een tijd om te bewaren

en een tijd om weg te gooien.

7Er is een tijd om te scheuren

en een tijd om te herstellen,

een tijd om te zwijgen

en een tijd om te spreken.

8Er is een tijd om lief te hebben

en een tijd om te haten.

Er is een tijd voor oorlog

en er is een tijd voor vrede.

9Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij met zijn gezwoeg tot stand brengt? 10Ik heb gezien dat het een kwelling is, die hem door God wordt opgelegd. 11God heeft alles wat er is de goede plaats in de tijd gegeven, en ook heeft Hij de mens inzicht in de tijd gegeven. Toch kan de mens het werk van God niet van begin tot eind doorgronden. 12Ik heb vastgesteld dat voor de mens niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk te zijn en van het leven te genieten. 13Want wanneer hij zich aan eten en drinken tegoed doet en geniet van al het goede dat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God. 14Alles wat God doet, zo heb ik vastgesteld, doet Hij voor altijd. Daar is niets aan toe te voegen, daar is niets van af te doen. God doet het zo opdat de mens ontzag voor Hem heeft. 15Wat er is, was er al lang; wat zal komen, is er altijd al geweest. God haalt wat voorbij is altijd weer terug.

Onrecht en onderdrukking

16Ik heb nog iets onder de zon gezien: op de plaats waar rechtgesproken wordt, heerst onrecht. Ik zag de plaats waar gerechtigheid zou moeten zijn, en er heerst onrecht. 17Ik zei tegen mezelf: God zal zowel de rechtvaardigen als de goddelozen aan zijn oordeel onderwerpen, want er is bij Hem voor alles wat gebeurt en voor elke daad een tijd. 18Ik zei tegen mezelf dat God de mensen heeft bevoorrecht: ze beseffen dat ze als de dieren zijn. Niet meer dan de dieren zijn ze, 19want de mensen en de dieren treft hetzelfde lot. Zoals een dier sterft, zo sterft ook een mens; ze delen in dezelfde adem. Dat is hun beider lot. Een mens is niet beter af dan een dier, want alles is leegte. 20Alles gaat naar dezelfde plaats, alles is uit stof ontstaan en alles keert terug tot stof. 21Wie zal ooit weten of de adem van een mens naar boven opstijgt en die van een dier afdaalt naar de aarde? 22Daarom, zo heb ik vastgesteld, is het maar het beste voor een mens dat hij vreugde put uit alles wat hij onderneemt. Dat is wat hem is toebedeeld, want wie zal hem van iets laten genieten na zijn dood?

Prediker 3NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 1

Eerste boek

1Gelukkig de mens

die niet meegaat met wie kwaad doen,

die de weg van zondaars niet betreedt,

bij spotters niet aan tafel zit,

2maar vreugde vindt in de wet van de HEER

en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.

3Hij zal zijn als een boom,

geplant aan stromend water.

Op tijd draagt hij vrucht,

zijn bladeren verdorren niet.

Alles wat hij doet komt tot bloei.

4Zo niet de wettelozen!

Zij zijn als kaf

dat verwaait in de wind.

5Wettelozen houden niet stand waar recht heerst,

zondaars niet in de kring van de rechtvaardigen.

6De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen,

de weg van de wettelozen loopt dood.

Psalmen 1NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 139

1Voor de koorleider. Van David, een psalm.

HEER, U kent mij, U doorgrondt mij,

2U weet het als ik zit of sta,

U doorziet van verre mijn gedachten.

3Ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op,

met al mijn wegen bent U vertrouwd.

4Geen woord ligt op mijn tong,

of U, HEER, kent het ten volle.

5U omsluit mij, van achter en van voren,

U legt uw hand op mij.

6Wonderlijk zoals U mij kent,

het gaat mijn begrip te boven.

7Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,

hoe aan uw blikken ontkomen?

8Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan,

lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.

9Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad,

al ging ik wonen voorbij de verste zee,

10ook daar zou uw hand mij leiden,

zou uw rechterhand mij vasthouden.

11Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken,

het licht om mij heen veranderen in nacht,’

12ook dan zou het duister voor U niet donker zijn –

de nacht zou oplichten als de dag,

het duister helder zijn als het licht.

13U was het die mijn nieren vormde,

die mij weefde in de buik van mijn moeder.

14Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,

wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt.

Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.

15Toen ik in het verborgene gemaakt werd,

kunstig geweven in de schoot van de aarde,

was mijn wezen voor U geen geheim.

16Uw ogen zagen mijn vormeloos begin,

alles werd in uw boekrol opgetekend,

aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.

17Hoe rijk zijn uw gedachten, God,

hoe eindeloos in aantal,

18ontelbaar veel, meer dan er zand is bij de zee.

Ontwaak ik, dan nog ben ik bij U.

19God, breng toch de goddelozen om,

– weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten –

20ze spreken kwaadaardig over U,

uw vijanden misbruiken uw naam.

21Zou ik niet haten wie U haten, HEER,

niet verachten wie tegen U opstaan?

22Ik haat hen, zo fel als ik haten kan,

ze zijn ook mijn vijand geworden.

23Doorgrond mij, God, en ken mijn hart,

peil mij, weet wat mij kwelt,

24zie of ik geen verkeerde weg ga,

en leid mij op de weg die eeuwig is.

Psalmen 139NBV21Open in de Bijbel

Je hebt één boek uit het Nieuwe en drie boeken uit het Oude Testament afgerond. En niet eens de makkelijkste boeken: Exodus en Job zijn soms pittige kost. Sta even stil bij wat je is bijgebleven voordat je verdergaat in Marcus.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons