Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 331 / Jak. 3-5, Spr. 18

Bijbeltekst(en)

1Broeders en zusters, u moet niet allemaal leraar willen zijn. U weet dat ons leraren een strenger oordeel te wachten staat. 2En hoe vaak struikelen we niet allemaal! Wie nooit struikelt in het spreken kan zich een volmaakt mens noemen, die in staat is om ook het hele lichaam in toom te houden. 3Paarden doen we een bit in de mond om ze te laten gehoorzamen, en zo kunnen we hun hele lijf sturen. 4En kijk eens hoe reusachtige schepen, voortgestuwd door hevige wind, met een klein roer in de richting worden gestuurd die de stuurman bepaalt. 5Zo is ook de tong een klein orgaan, maar wat een grootspraak kan hij voortbrengen! Bedenk eens hoe een kleine vlam een enorme bosbrand veroorzaakt. 6Onze tong is net zo’n vlam. Van al onze ledematen is het de tong die een wereld van onrecht in zich bergt: hij besmet het hele lichaam, hij steekt het rad van het leven in brand, met vuur uit de Gehenna. 7De mens heeft alle mogelijke soorten dieren weten te temmen, wilde dieren, vogels, kruipende dieren en zeedieren, 8maar er is geen mens die de tong kan temmen, dat onberekenbare kwaad, vol dodelijk venijn. 9Met onze tong zegenen we onze Heer en Vader, en we vervloeken er mensen mee die God heeft geschapen als zijn evenbeeld. 10Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn, broeders en zusters? 11Laat een bron soms uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen? 12Of kan een vijgenboom olijven voortbrengen, of een wijnstok vijgen? Net zomin geeft een zilte bron zoet water.

13Wie van u kan wijs en verstandig genoemd worden? Laat hij het daadwerkelijk bewijzen door een onberispelijk leven en door wijze zachtmoedigheid. 14Maar als u zich laat beheersen door bittere jaloezie of egoïsme, kunt u beter niet zo hoog van de toren blazen; u zou de waarheid geweld aandoen. 15Dat soort wijsheid komt niet van boven; ze is aards, ongeestelijk, demonisch. 16Waar jaloezie en egoïsme heersen, vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij. 17De wijsheid van boven daarentegen is vóór alles zuiver, en verder vredelievend, mild en meegaand; ze is vol ontferming en brengt niets dan goede vruchten voort, ze is onpartijdig en oprecht. 18Waar in vrede wordt gezaaid, brengt gerechtigheid haar vruchten voort voor hen die vrede stichten.

Onderwerp u aan God

1Waar komt al die strijd, waar komen al die conflicten bij u toch uit voort? Is het niet uit de hartstochten die strijd leveren bij al uw doen en laten? 2U verlangt naar iets, maar krijgt het niet. U bent jaloers en moordlustig, maar bereikt uw doel niet. U bekvecht en twist met elkaar. U krijgt niets omdat u niet bidt. 3En als u bidt ontvangt u niets, omdat u verkeerd bidt: u wilt alleen uw eigen hartstochten bevredigen. 4Trouwelozen! Beseft u dan niet dat vriendschap met de wereld vijandschap jegens God betekent? Wie bevriend wil zijn met de wereld, maakt zich tot vijand van God. 5Denk niet dat dit loze woorden zijn in de Schrift: ‘God heeft ons toch geen geest vol afgunst gegeven? 6De genade die Hij schenkt is groter.’ Daarom staat er: ‘God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt Hij zijn genade.’ 7Onderwerp u dus aan God, en verzet u tegen de duivel, dan zal die van u wegvluchten. 8Kom nader tot God, dan komt Hij nader tot u. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars. 9Weeklaag, wees treurig en laat uw tranen vloeien. Laat uw lachen veranderen in droefheid en uw vreugde in somberheid. 10Verneder u voor de Heer, dan zal Hij u verheffen.

11Spreek geen kwaad van elkaar, broeders en zusters. Wie kwaadspreekt van een ander of een ander veroordeelt, spreekt kwaad van de wet en veroordeelt de wet. En als u de wet veroordeelt, handelt u niet naar de wet, maar treedt u op als rechter. 12Er is maar één wetgever en rechter: Hij die bij machte is te redden of in het verderf te storten. Maar wie bent u om uw naaste te veroordelen?

13Dan iets voor u die zegt: ‘Vandaag of morgen gaan wij naar die en die stad. Daar blijven we een jaar, we zullen er handeldrijven en geld verdienen.’ 14U weet niet eens hoe uw leven er morgen uitziet. U bent immers maar damp, die heel even verschijnt en dan al verdwijnt. 15U zou moeten zeggen: ‘Als de Heer het wil, zijn we dan in leven en zullen we dit of dat doen.’ 16Maar u slaat een hoge toon aan en bent daar nog trots op ook. Dat soort trots is volkomen ongepast. 17Als iemand weet hoe het hoort maar er niet naar handelt, dan zondigt hij.

1En nu iets voor u, rijken! Weeklaag en jammer om de rampspoed die over u zal komen. 2Uw rijkdom is verrot en uw kleding is door de mot aangevreten. 3Uw goud en zilver is verroest, en die roest zal tegen u getuigen en als een vuur uw lichaam verteren. U hebt uw schatkamers gevuld, hoewel het einde van de tijd nadert. 4Hoor de klacht van het loon dat u de arbeiders die uw velden maaiden hebt onthouden. Het geroep van de maaiers is tot de Heer van de hemelse machten doorgedrongen. 5U hebt op aarde in weelde gebaad en losbandig geleefd, u hebt uzelf vetgemest voor de slachttijd. 6U hebt de rechtvaardige veroordeeld en vermoord, en hij heeft zich niet tegen u verzet.

Bemoediging en raadgevingen

7Heb geduld, broeders en zusters, tot de Heer komt. Denk eens aan de boer, die geduldig blijft wachten op de kostbare opbrengst van zijn land, tot de regens van najaar en voorjaar zijn gevallen. 8Wees net zo geduldig en houd moed, want de Heer zal spoedig komen. 9Klaag niet over elkaar, broeders en zusters, want daarmee roept u het oordeel over u af. Bedenk dat de rechter voor de deur staat. 10Neem een voorbeeld aan het geduldige lijden van de profeten die in de naam van de Heer spraken. 11Degenen die standhielden prijzen we gelukkig! U hebt gehoord hoe standvastig Job was, en u weet welke uitkomst de Heer gaf; de Heer is immers liefdevol en barmhartig.

12Maar bovenal, broeders en zusters, zweer geen enkele eed, niet bij de hemel, niet bij de aarde, nergens bij. Laat uw ja ja zijn, en uw nee nee, anders zult u veroordeeld worden.

13Als een van u het moeilijk heeft, laat hij bidden; is hij vrolijk, laat hij een loflied zingen. 14Laat iemand die ziek is de oudsten van de gemeente bij zich roepen; laten ze voor hem bidden en hem met olie zalven in de naam van de Heer. 15Het gelovige gebed zal de zieke redden, en de Heer zal hem laten opstaan. Wanneer hij gezondigd heeft, zal het hem vergeven worden. 16Daarom: beken elkaar uw zonden en bid voor elkaar, dan zult u genezen. Want het gebed van een rechtvaardige is krachtig en mist zijn uitwerking niet. 17Elia was een mens als wij, en nadat hij vurig had gebeden dat het niet zou regenen, is er drieënhalf jaar lang geen regen gevallen op het land. 18Toen bad hij opnieuw, en de hemel gaf regen, en het land bracht zijn vrucht weer voort.

19Broeders en zusters, als een van u afdwaalt van de waarheid en een ander laat hem daarheen terugkeren, 20dan mag hij weten: wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt hem van de dood en wist tal van zonden uit.

Jakobus 3-5NBV21Open in de Bijbel

1Een zelfzuchtig mens volgt alleen zijn eigen wil,

hij kant zich tegen alle goede raad.

2Een dwaas hecht geen belang aan inzicht,

hij wil alleen zijn eigen mening kwijt.

3Goddeloosheid brengt verachting met zich mee,

een schanddaad gaat gepaard met smaad.

4De woorden van een goed mens zijn als diepe wateren,

ze zijn een sprankelende beek, een bron van wijsheid.

5Het is niet goed een schuldige te bevoordelen

en een onschuldige zijn recht te onthouden.

6De woorden van een dwaas zaaien tweedracht,

wat hij zegt, leidt tot een vechtpartij.

7Met zijn woorden stort een dwaas zichzelf in het verderf,

hij zet een valstrik voor zichzelf met wat hij zegt.

8De woorden van een lasteraar zijn als lekkernijen

die makkelijk in de maag verdwijnen.

9Lui zijn in je werk is niet anders

dan hard werken aan je ondergang.

10De naam van de HEER is een sterke toren,

de rechtvaardige snelt erheen, en is veilig.

11Een rijkaard denkt dat zijn bezit een vesting is,

achter een muur waant hij zich veilig.

12Wie zichzelf in de hoogte steekt, komt ten val,

bescheidenheid gaat aan eerbetoon vooraf.

13Wie antwoordt zonder eerst te luisteren

handelt dwaas en maakt zichzelf belachelijk.

14Door geestkracht overwint een mens zijn ziekte,

maar wie geneest een zieke geest?

15Een verstandig mens verwerft kennis,

een wijze is gespitst op inzicht.

16Wie geschenken uitdeelt, opent deuren voor zichzelf,

hij verschaft zich toegang tot de machtigen.

17Wie als eerste pleit, lijkt zijn recht te krijgen,

maar dan komt zijn tegenstander, en die vecht het aan.

18Het lot kan een geschil beslechten,

het bemiddelt zelfs tussen de grootste heethoofden.

19Een verongelijkte broer is ontoegankelijker dan een vesting,

ruzie is als de vergrendelde poort van een burcht.

20Wie iets goeds zegt, heeft een gevoel van welbehagen,

hij voedt zich met de vruchten van zijn mond.

21Woorden hebben macht over leven en dood,

wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten.

22Wie een vrouw gevonden heeft, heeft geluk gevonden,

hij ontvangt de gunst van de HEER.

23Een arme bidt en smeekt,

een rijkaard antwoordt hem hardvochtig.

24Wie veel vrienden heeft, raakt snel geruïneerd,

een echte vriend is meer waard dan een broer.

Spreuken 18NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons