Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 154 / Ps. 72, Ps. 139, Spr. 31

Bijbeltekst(en)

Psalmen 72

1Van Salomo.

Geef, o God, uw wetten aan de koning,

uw gerechtigheid aan de koningszoon.

2Moge hij uw volk rechtvaardig besturen,

uw arme volk naar recht en wet.

3Mogen de bergen vrede brengen aan het volk

en de heuvels gerechtigheid.

4Moge hij recht doen aan de zwakken,

redding bieden aan de armen,

maar de onderdrukker neerslaan.

5Moge hij leven zolang de zon bestaat,

zolang de maan zal schijnen,

van geslacht op geslacht.

6Moge hij zijn als regen die valt op kale akkers,

als buien die de aarde doordrenken.

7Moge in zijn dagen de rechtvaardige bloeien,

de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat.

8Moge hij heersen van zee tot zee,

van de Grote Rivier tot aan de einden der aarde.

9Laten de woestijnbewoners voor hem buigen,

zijn vijanden het stof van zijn voeten likken.

10De koningen van Tarsis en de kustlanden,

laten zij hem geschenken brengen.

De koningen van Seba en Saba,

laten ook zij hem schatting afdragen.

11Laten alle koningen zich neerwerpen voor hem,

alle volken hem dienstbaar zijn.

12Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept,

wie zwak is en geen helper heeft.

13Hij ontfermt zich over weerlozen en armen,

wie arm is, redt hij het leven.

14Hij verlost hen van onderdrukking en geweld,

hun bloed is kostbaar in zijn ogen.

15Leve de koning! Men zal hem goud van Seba schenken,

zonder ophouden voor hem bidden,

hem zegen toewensen, dag aan dag.

16Er zal overvloed van koren zijn in het land,

zelfs op de toppen van de bergen.

Rijpe aren zullen golven als de bossen van de Libanon.

Vanuit zijn stad zal voorspoed ontluiken

als jong groen op de aarde.

17Zijn naam zal eeuwig bestaan, zijn naam

zal voortleven zolang de zon zal schijnen.

Dankzij hem zal men zich gezegend noemen,

en alle volken prijzen hem gelukkig.

18Geprezen zij God, de HEER,

de God van Israël.

Hij doet wonderen, Hij alleen.

19Geprezen zij zijn luisterrijke naam, voor eeuwig.

Moge zijn luister heel de aarde vervullen.

Amen, amen.

20Hier eindigen de gebeden van David, de zoon van Isaï.

Psalmen 72NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 139

1Voor de koorleider. Van David, een psalm.

HEER, U kent mij, U doorgrondt mij,

2U weet het als ik zit of sta,

U doorziet van verre mijn gedachten.

3Ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op,

met al mijn wegen bent U vertrouwd.

4Geen woord ligt op mijn tong,

of U, HEER, kent het ten volle.

5U omsluit mij, van achter en van voren,

U legt uw hand op mij.

6Wonderlijk zoals U mij kent,

het gaat mijn begrip te boven.

7Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,

hoe aan uw blikken ontkomen?

8Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan,

lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.

9Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad,

al ging ik wonen voorbij de verste zee,

10ook daar zou uw hand mij leiden,

zou uw rechterhand mij vasthouden.

11Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken,

het licht om mij heen veranderen in nacht,’

12ook dan zou het duister voor U niet donker zijn –

de nacht zou oplichten als de dag,

het duister helder zijn als het licht.

13U was het die mijn nieren vormde,

die mij weefde in de buik van mijn moeder.

14Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,

wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt.

Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.

15Toen ik in het verborgene gemaakt werd,

kunstig geweven in de schoot van de aarde,

was mijn wezen voor U geen geheim.

16Uw ogen zagen mijn vormeloos begin,

alles werd in uw boekrol opgetekend,

aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.

17Hoe rijk zijn uw gedachten, God,

hoe eindeloos in aantal,

18ontelbaar veel, meer dan er zand is bij de zee.

Ontwaak ik, dan nog ben ik bij U.

19God, breng toch de goddelozen om,

– weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten –

20ze spreken kwaadaardig over U,

uw vijanden misbruiken uw naam.

21Zou ik niet haten wie U haten, HEER,

niet verachten wie tegen U opstaan?

22Ik haat hen, zo fel als ik haten kan,

ze zijn ook mijn vijand geworden.

23Doorgrond mij, God, en ken mijn hart,

peil mij, weet wat mij kwelt,

24zie of ik geen verkeerde weg ga,

en leid mij op de weg die eeuwig is.

Psalmen 139NBV21Open in de Bijbel

Spreuken 31

Raadgevingen voor koning Lemuel

1Hier volgen woorden voor koning Lemuel,

uitspraken die zijn moeder hem voorhield.

2Mijn zoon, die ik gedragen heb,

mijn zoon, om wie ik geloften heb afgelegd,

wat zal ik je zeggen?

3Verspil je krachten niet aan vrouwen,

ga niet om met hen die koningen te gronde richten.

4En, Lemuel, een koning mag zich evenmin te buiten gaan aan wijn,

dat past hem niet,

een leider mag niet hunkeren naar bier.

5Hij mag niet drinken en zijn plicht vergeten,

de rechten van verdrukten niet schenden.

6Geef bier aan wie een kommervol bestaan leiden,

geef wijn aan wie diep ongelukkig zijn.

7Laat ze maar drinken en hun armoede vergeten,

zodat ze niet meer denken aan hun gezwoeg.

8Spreek voor hen die weerloos zijn,

bescherm het recht van de vertrapten.

9Spreek, oordeel rechtvaardig,

geef de armen en behoeftigen hun recht.

Loflied op de sterke vrouw

10Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?

Zij is meer waard dan edelstenen.

11Haar man vertrouwt op haar

en zal daar rijkelijk bij winnen.

12Ze brengt hem voorspoed, geen ellende,

alle dagen van haar leven.

13Ze zoekt wol en linnen uit,

en spint en weeft met vreugde.

14Zoals een koopmansschip naar verre streken vaart,

zo haalt zij van verre wat ze nodig heeft.

15Ze staat al op als het nog donker is,

geeft heel haar gezin te eten,

draagt haar slavinnen taken op.

16Als zij haar zinnen op een akker zet, koopt ze hem,

van wat ze heeft verdiend, plant ze een wijngaard.

17Zij is vol daadkracht,

onvermoeibaar is ze in de weer.

18Handeldrijven gaat haar heel goed af,

’s nachts gaat haar lamp niet uit.

19Haar handen zijn voortdurend aan het spinrok,

steeds houdt zij de spintol vast.

20Haar handen strekt zij uit naar de behoeftigen,

ze geeft de armen hulp.

21De sneeuw zal haar gezin niet deren:

zij heeft hen in scharlaken gekleed.

22Ze maakt de mooiste dekens,

ze gaat gekleed in linnen en purperen wol.

23Haar man geniet bekendheid in de stad,

hij vergadert met de oudsten in de poort.

24Zij vervaardigt kleding en gordels,

en levert die aan kooplui.

25Uit haar verschijning spreken kracht en waardigheid,

de dag van morgen ziet ze lachend tegemoet.

26Ze spreekt wijze woorden,

wat ze zegt zijn liefdevolle lessen.

27Ze waakt over haar huishouding,

nietsdoen is haar onbekend.

28Haar kinderen prijzen haar,

haar man bejubelt haar:

29‘Veel vrouwen zijn sterk,

maar jij overtreft ze allemaal.’

30Charme is bedrieglijk en schoonheid vergaat,

maar een vrouw met ontzag voor de HEER moet worden geprezen.

31Moge zij de vruchten plukken van haar werk,

mogen haar daden worden geprezen in de poorten.

Spreuken 31NBV21Open in de Bijbel

Je hebt het boek Rechters afgerond: gefeliciteerd! Het is geen makkelijk boek: de mensen waarover je leest zijn soms letterlijk en figuurlijk de weg kwijt. Ze dwalen steeds weer van God af, en er is ook geen koning die hen weer op het rechte pad kan brengen.

De teksten die je vanaf vandaag leest, geven langzaam maar zeker antwoord op die vraag naar een koning. Je begint met twee psalmen, eerst Psalm 72, een lied over hoe de ideale koning eruit zou moeten zien. En daarna Psalm 139, een psalm die aan koning David wordt toegeschreven, als voorbeeld van iemand – misschien wel een koning – die heel dicht bij God leeft.

Deze twee psalmen én Spreuken 31 vormen een opmaat voor het boek Ruth. Een verhaal dat zich ook in de tijd van de Rechters afspeelt, maar waarin de hoofdrolspelers juist wél leven zoals God het bedoeld heeft. Ze zijn trouw aan Gods wetten en aan elkaar, en aan het eind van het boek ligt de toekomst dan ook weer helemaal open. Sterker nog: het boek eindigt met een geslachtlijst die alvast vooruitwijst naar koning David.

Na Ruth lees je in 1 en 2 Samuel hoe Israël van een stammenverband verandert in een koninkrijk. Of daarmee alle problemen zijn opgelost…? Daar kom je vanzelf achter.

De psalmen die je naast 1 en 2 Samuel leest, geven soms een kritische kijk op wat zich in de tekst afspeelt. Op wie moet je bijvoorbeeld vertrouwen, op God of op een menselijke koning? En omdat veel psalmen aan David zijn toegeschreven – soms zelfs aan concrete gebeurtenissen in zijn leven – lees je regelmatig een psalm waar de naam van deze muzikale koning van Israël boven staat. Vaak zijn dit psalmen waarin de schrijver (David of iemand anders) een heel persoonlijk inkijkje geeft in zijn gesprekken met God.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons