Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Stap 8 Alles wat je weten moet

Bijbeltekst(en)

Micha 6

De gerechtigheid van de HEER

1Hoor toch wat de HEER zegt!

Sta op, laat de bergen uw rechtsgeding horen,

laat de heuvels getuige zijn.

2Luister, bergen, naar de aanklacht van de HEER,

hoor toe, onwrikbare fundamenten van de aarde.

De HEER voert een geding tegen zijn volk,

Hij klaagt Israël aan:

3‘Mijn volk, wat heb Ik je misdaan?

Waarmee heb Ik je gekweld? Antwoord Mij!

4Ik heb je uit Egypte geleid,

je bevrijd uit de slavernij.

Ik zond Mozes, Aäron en Mirjam

om je voor te gaan.

5Herinner je, mijn volk,

wat Balak besloot, de koning van Moab,

wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde.

Herinner je wat er gebeurde tussen Sittim en Gilgal.

Dan zul je weer beseffen hoe rechtvaardig de HEER is.’

6‘Wat kan ik de HEER aanbieden,

waarmee hulde brengen aan de verheven God?

Moet ik Hem tegemoet treden met brandoffers,

zou Hij eenjarige stieren aanvaarden?

7Kan ik Hem gunstig stemmen met duizenden rammen,

met olie, stromend in tienduizend beken?

Moet ik mijn eerstgeborene geven voor wat ik heb misdaan,

de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?’

8Er is jou, mens, gezegd wat goed is,

je weet wat de HEER van je wil:

niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten

en nederig de weg te gaan van je God.

Micha 6:1-8NBV21Open in de Bijbel

Soms kom je in de Bijbel een vers tegen dat eigenlijk alles opsomt dat je moet weten. De ‘gulden regel’ zoals Jezus die formuleert bijvoorbeeld (Mat. 7:12), of de regel die volgens Jezus de belangrijkste van de hele wet is: ‘Heb de Heer, uw God, lief (…) en uw naaste als uzelf’ (Lev. 19:18; Luc. 10:27).

Micha 6:8 is ook zo’n vers. Het staat midden in een woede-uitbarsting van God tegen zijn volk. In de woestijn had God allerlei regels aan het volk gegeven over het heiligdom dat ze moesten bouwen en wat voor offers ze daar dan moesten brengen. In de tijd van Micha was er een grote tempel in Jeruzalem, waar priesters en Levieten dagelijks offers brachten en God aanbaden. Het was een indrukwekkend gebeuren, maar Micha is allesbehalve onder de indruk, en God al helemaal niet.

Met bijtend sarcasme ontmaskert Micha de buitensporige offers van de rijke mensen als afleidingsmanoeuvre van het sociale onrecht in en rond Jeruzalem. Deze mensen lijken op iemand die zich het hele jaar niet om z’n vrienden of partner bekommert, maar op de verjaardag ineens met een veel te duur cadeau komt aanzetten. Dat is niet het soort relatie dat God wil! Het enige wat Hij verlangt, is dat de mensen eerlijk en zorgzaam met elkaar omgaan, en dat ze bij elke stap die ze zetten op zoek gaan naar Hem.

Als jij recht zou moeten spreken tussen God en de mensen nu – in je woonplaats, in ons land, of verder weg in de wereld – wie zou dan gelijk krijgen? Kun je een concreet voorbeeld verzinnen?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons