1Hier volgen de woorden van Prediker, zoon van David en koning in Jeruzalem.
Lucht en leegte
2Lucht en leegte, zegt Prediker,
lucht en leegte, alles is leegte.
3Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij heeft verworven,
al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon?
4Generaties gaan, generaties komen,
maar de aarde blijft altijd bestaan.
5De zon komt op, de zon gaat onder,
en altijd snelt ze naar de plaats waar ze weer op zal gaan.
6De wind waait naar het zuiden,
dan draait hij naar het noorden.
Hij draait en waait en draait,
en al draaiend waait de wind weer terug.
7Alle rivieren stromen naar de zee,
toch raakt de zee niet vol.
De rivieren keren terug
naar de plaats waar ze ontsprongen,
en beginnen weer opnieuw te stromen.
8Alles is vermoeiend,
zozeer dat er geen woorden voor te vinden zijn.
De ogen van een mens kijken, en vinden geen rust,
zijn oren horen, en ze blijven horen.
9Wat er was, zal er altijd weer zijn,
wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan.
Er is niets nieuws onder de zon.
10Wanneer men van iets zegt: ‘Kijk, iets nieuws,’
dan is het altijd iets dat er sinds lang vervlogen tijden is geweest.
11De vroegere generaties zijn vergeten,
en ook de komende generaties zullen vergeten worden
in de tijden die daarna weer komen.
Prediker 1:2
Welk mens verzucht niet van tijd tot tijd: waar doe ik het allemaal voor? Wat voor zin heeft het als er zoveel misgaat? Wat leveren mijn inspanningen uiteindelijk op? Sommige Bijbeluitleggers benadrukken dat Prediker met het refrein ‘lucht en leegte’ (hevel) aangeeft dat het leven zinloos is, leeg en absurd. Toch roept hij regelmatig op om van het leven te genieten (wij zouden het misschien YOLO noemen: ‘you only live once’). Hevel zinspeelt op de naam Abel (Gen. 4), de eerste mens die stierf, en omschrijft daarmee het vluchtige karakter van het leven: een ademtocht (vgl. Ps. 39:6) of een schaduw die voorbijgaat (vgl. Pred. 6:12). De kosmos duurt oneindig voort (1:4-11), maar wij stervelingen zijn slechts een vluchtige ademtocht en het leven vliegt voorbij (vergelijk de hedendaagse kreet FOMO: ‘fear of missing out’).
Het refrein laat ook frustratie zien over gebrek aan maakbaarheid en over het leven als een land van gebroken dromen (2:17-19). Prediker is hierdoor geobsedeerd omdat dit het leven van elke zin dreigt te beroven. Niemand kan ervoor zorgen dat zijn of haar inspanningen altijd effect hebben (2:21). Hevel krijgt hier de betekenis van tevergeefs en ongrijpbaar, even doelloos als achter de wind aan jagen (2:26). Het leven is soms ronduit krom en oneerlijk (7:13-15). Wie leeft als een workaholic of alles probeert recht te buigen wat krom is, krijgt zomaar een burn-out of raakt zwaar gefrustreerd. Het refrein hevel is dan een verzuchting die een absurde realiteit onder ogen ziet en benoemt.
Onderzoek naar wijsheid en dwaasheid
12Ik, Prediker, was koning van Israël in Jeruzalem. 13Ik heb met heel mijn hart elke vorm van wijsheid onderzocht, want ik wilde alles wat onder de hemel gebeurt doorgronden. Het is een trieste bezigheid. Een kwelling is het, die de mens door God wordt opgelegd. 14Ik heb alles gezien wat onder de zon gebeurt, en vastgesteld dat het niet meer is dan lucht en najagen van wind. 15Wat krom is kan niet recht worden gemaakt, en wat ontbreekt kan niet worden meegeteld. 16Ik zei tegen mezelf: Ik heb meer en groter wijsheid verworven dan iedereen die vóór mij in Jeruzalem heeft geregeerd. Ik heb veel wijsheid en kennis opgedaan. 17Ik heb me er met hart en ziel voor ingespannen te ontdekken wat wijs is, en wat dwaas en onverstandig is. Maar ook dat, zo heb ik ingezien, is enkel najagen van wind. 18Want wie veel wijsheid heeft, heeft veel verdriet. En wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart.