1Ik wil U loven, Heer, mijn koning,
ik wil U prijzen als mijn God en redder,
ik loof uw naam.
2U bent mijn helper en beschermer,
U hebt mij van de ondergang gered,
van de strik van lastertongen,
van lippen die liegen.
Tegen mijn vijanden hebt U mij beschermd,
3in uw overvloedige barmhartigheid,
door uw grote naam hebt U mij verlost
uit de strik van wie mij willen verslinden,
uit de hand van wie op mijn leven jagen,
uit alle verdrukking die ik onderging,
4uit een verstikkend vuur,
een felle brand, die ik niet had aangestoken,
5uit de diepte van het dodenrijk,
van onreine tongen, van leugens,
6van de pijl van kwade tongen.
Ik naderde de dood;
het dodenrijk, zo diep, was vlak onder mij.
7Ik werd van alle kanten omsingeld, niemand die hielp;
ik zocht hulp bij mensen, niemand die hem bood.
8Toen dacht ik, Heer, aan uw barmhartigheid,
aan uw weldaden, door U bewezen vanaf het begin.
U helpt wie standvastig op U hopen,
U redt hen uit de hand van de kwaadaardigen.
9Ik zond uit de aarde mijn smeekbede omhoog,
ik smeekte om verlossing van de dood.
10Ik verhief mijn stem tot de Heer:
‘U bent mijn Vader,
verlaat mij niet op de dag van mijn nood,
nu niemand mij tegen hoogmoedigen helpt.
11Ik zal uw naam altijd prijzen
en een danklied voor U zingen.’
Mijn bede werd verhoord,
12U hebt mij voor de ondergang behoed,
uit de benauwenis gered.
Daarom zal ik U danken en prijzen,
de naam van de Heer zal ik loven.
Volg het spoor van de wijsheid
13Toen ik nog jong was, voordat ik ging reizen,
zocht ik in mijn gebeden openlijk naar wijsheid.
14Staande voor de tempel bad ik om haar,
tot het einde toe zal ik haar zoeken.
15Wanneer zij gedijde als een rijpende druif,
verheugde ik me over haar.
Ik ging op de rechte weg,
vanaf mijn jeugd heb ik haar spoor gevolgd.
16Ik hoefde maar te luisteren om van haar te leren,
ik heb veel onderricht gekregen.
17Ze heeft me vooruitgebracht;
wie mij wijsheid geeft, zal ik eren.
18Ik legde mij erop toe haar te volgen,
ik zocht het goede en zal dat nooit betreuren.
19Ik heb om haar gevochten
en de wet nauwlettend nageleefd.
Ik hief mijn handen op naar de hoge hemel
en merkte hoe ik tegenover haar tekortschoot.
20Ik richtte me op haar
en door me te reinigen heb ik haar gevonden.
Vanaf het begin gaf zij me inzicht,
daarom zal ik nooit verlaten worden.
21Ik was innerlijk vol onrust, ik wilde haar zoeken;
daardoor heb ik een kostbaar bezit verworven.
22De Heer gaf mij als loon een stem;
daarmee zal ik Hem prijzen.
23Kom naar mij toe, onwetenden,
en vestig je in mijn leerhuis.
24Waarom lijden jullie nog gebrek
en is jullie geest zo dorstig?
25Ik roep jullie op:
Verwerf wijsheid, kosteloos.
26Leg haar juk op je nek,
laat je geest onderrichten.
De wijsheid is vlakbij.
27Zie met eigen ogen dat ik me maar weinig hoefde in te spannen
en voor mijzelf veel rust gevonden heb.
28Neem deel aan het onderricht;
al zou je er een grote som zilver voor betalen,
wat je ervoor terugkrijgt, is goud waard.
29Verheug je over de barmhartigheid van de Heer,
schaam je niet om Hem te loven.
30Doe je werk voordat de vastgestelde tijd komt,
en Hij zal je op dat moment belonen.