Josia en Jeremia
1De herinnering aan Josia is als een geurig reukoffer,
door een reukwerker bereid.
Spreken over hem is zo zoet als honing,
als muziek bij het samen drinken van wijn.
2Hij ging het volk voor op de weg van inkeer
en maakte een einde aan de goddeloze gruwelen.
3Hij richtte zich op de Heer
en versterkte de vroomheid in een tijd van goddeloosheid.
4Behalve David, Hizkia en Josia
begingen alle koningen van Juda talloze zonden.
Ze verlieten de wet van de Allerhoogste,
waardoor het koningschap van Juda ophield te bestaan.
5Ze moesten hun macht aan anderen afstaan,
hun roem aan een vreemd volk.
6Dat stak de uitverkoren stad van het heiligdom in brand
en ontvolkte de straten.
7Dit was geprofeteerd door Jeremia,
die door zijn eigen volk mishandeld was.
Hij was al in de moederschoot tot profeet gewijd,
om uit te rukken, af te breken en te verwoesten,
maar evenzeer om op te bouwen en te planten.
Ezechiël en de twaalf profeten
8Ezechiël zag een stralende verschijning,
die de Heer hem boven de wagen met cherubs liet zien.
9Ook herinnerde hij aan Job,
die altijd op de rechte weg bleef.
10Dan zijn er de twaalf profeten:
mogen hun beenderen in hun graf weer opbloeien.
Want ze hebben Jakob moed gegeven
en het volk door hoop en vertrouwen gered.
Zerubbabel, Jozua en Nehemia
11Hoe kunnen we Zerubbabel prijzen?
Hij was als een zegelring aan de rechterhand.
12Zo ook Jozua, de zoon van Josadak.
Ze bouwden in hun tijd het huis van God,
richtten de tempel op, gewijd aan de Heer,
bestemd voor zijn eeuwige luister.
13Blijvend is de herinnering aan Nehemia,
die onze ingestorte muren herbouwde,
poorten met grendels plaatste
en onze huizen herstelde.
Henoch, Jozef, Sem, Set en Adam
14Niemand op aarde is geschapen als Henoch,
en ook hij werd van de aarde weggenomen.
15Ook is er geen mens geboren als Jozef,
de leider van zijn broers, de steun van zijn volk.
Zijn beenderen worden zorgvuldig bewaard.
16Sem en Set werden geëerd onder de mensen,
maar boven alles wat leeft in de schepping staat Adam.