Eerbied voor de ouders
1Kinderen, luister naar wat je vader zegt en handel ernaar,
dan zul je worden gered.
2Want de Heer heeft de vader aanzien bij zijn kinderen gegeven
en de zonen aan het oordeel van hun moeder verplicht.
3Wie zijn vader eer bewijst maakt zijn zonden goed.
4Wie zijn moeder hoogacht is als iemand die schatten verzamelt.
5Wie zijn vader eer bewijst vindt vreugde in zijn kinderen
en wanneer hij bidt, wordt hij verhoord.
6Wie zijn vader hoogacht zal lang leven,
wie luistert naar de Heer geeft zijn moeder rust.
7Wie ontzag heeft voor de Heer eert zijn vader
en dient zijn ouders zoals hij een meester dient.
8Bewijs je vader eer met wat je zegt en doet,
dan ontvang je zijn zegen.
9Want de zegen van de vader stut de huizen van zijn kinderen,
maar de vloek van de moeder slaat de fundamenten stuk.
10Probeer geen eer te behalen door je vader te minachten,
minachting voor je vader brengt je geen eer.
11De eer van een mens komt voort uit de achting die zijn vader geniet,
een moeder die geminacht wordt, is een schandvlek voor haar kinderen.
12Kinderen, wees je vader op zijn oude dag tot steun
en doe hem geen verdriet zolang hij leeft.
13Als zijn verstand hem verlaat, heb dan begrip voor hem.
Jij die nog al je kracht hebt mag niet op hem neerzien.
14Als je je over je vader ontfermt, wordt dat niet vergeten;
zo bouw je weer op wat je zonden hebben afgebroken.
15Als het je slecht gaat wordt er aan je gedacht.
Zoals ijs smelt voor de zon, zo smelten je zonden.
16Wie zijn vader in de steek laat, is als een godslasteraar.
Wie zijn moeder bitter stemt, wordt door de Heer vervloekt.
Bescheidenheid
17Mijn kind, wees zachtaardig in wat je doet,
dan ben je geliefder dan iemand die geschenken geeft.
18Hoe belangrijker je bent, des te bescheidener moet je zijn,
dan vind je genade bij de Heer.
19Er zijn veel hooggeplaatste en beroemde mensen,
maar aan de zachtmoedigen onthult hij zijn geheimen.
20Groot is de kracht van de Heer,
een bescheiden mens prijst hem.
21Onderzoek geen dingen die te moeilijk voor je zijn,
probeer niet te begrijpen wat je verstand te boven gaat.
22Richt je op hetgeen je opgedragen is,
waarom zou je met verborgen dingen bezig zijn?
23Verspil je krachten niet aan zaken die je niet aangaan,
er is je al meer getoond dan een mens kan bevatten.
24Immers, velen zijn door hun eigen ideeën misleid,
loze vermoedens hebben hun denkkracht ontwricht.
25Als je geen ogen hebt, ontbreekt je het licht,
als je geen inzicht hebt, veins het dan niet.
26Een verstokt hart vergaat het uiteindelijk slecht,
wie van gevaar houdt, moet dat met de dood bekopen.
27Een verstokt hart krijgt veel moeite en pijn te verduren,
een zondaar stapelt zonde op zonde.
28Een hoogmoedig mens wordt niet van zijn ellende genezen,
in hem is de wortel van het kwaad geplant.
29Een verstandig mens overdenkt de wijsheid van spreuken,
een wijze wil een en al oor zijn.
Omgang met mensen in nood
30Water blust een laaiend vuur, mededogen neemt je zonden weg.
31Wie goede daden terugbetaalt denkt aan de toekomst,
wanneer hij dreigt te vallen wordt hij overeind gehouden.