Gezagsdragers
1Een wijze leider voedt zijn volk op,
een verstandig man voert een doordacht beleid.
2Zoals de leider van een volk is, zo zijn ook zijn raadsheren,
zoals de bestuurder van een stad is, zo zijn ook haar inwoners.
3Een slecht opgeleide koning richt zijn volk te gronde,
verstandige bestuurders maken een stad leefbaar.
4De macht over de aarde is in de hand van de Heer,
wie geschikt is stelt hij op het juiste moment over haar aan.
5De voorspoed van een mens is in de hand van de Heer,
hij verleent de wetgevers gezag.
Hoogmoed
6Hoe groot ook het onrecht dat je is gedaan,
koester geen wrok tegen de ander,
neem niet het recht in eigen hand.
7Hoogmoed is bij de Heer en de mensen gehaat,
voor beiden is onrecht een wanklank.
8Door onrecht, gewelddadigheid en hebzucht
veroveren de volken elkaars heerschappij.
Niemand is wettelozer dan een geldwolf,
die biedt zelfs zijn eigen geest te koop aan.
9Stof en as is de mens. Waarom is hij hoogmoedig?
Al bij zijn leven wordt zijn lichaam aangetast.
10Een slepende ziekte spot met de arts;
heden koning, morgen dood.
11Wanneer de mens sterft
worden maden, ongedierte en wormen zijn deel.
12Hoogmoed begint wanneer de mens de Heer verlaat,
zijn hart zich verwijdert van hem door wie hij gemaakt is.
13Hoogmoed begint met zonde,
wie zich daarin verliest loopt over van gruwelijkheden.
Dan maakt de Heer zijn ellende buitensporig groot,
richt hij hem geheel en al te gronde.
14Tronen van heersers heeft de Heer omvergeworpen,
zachtmoedigen heeft hij aangesteld in hun plaats.
15Volken heeft de Heer ontworteld,
nederigen heeft hij in hun land geplant.
16De woonplaatsen van volken heeft de Heer verwoest,
hij heeft ze met de grond gelijkgemaakt.
17Hij heeft ze van de mensheid weggerukt en ze verwoest,
de herinnering eraan van de aardbodem weggevaagd.
18De mens is niet geschapen om hoogmoedig te zijn,
wie uit een vrouw geboren is past geen hevige woede.
Eer
19Welke schepselen worden geëerd?
De mensenkinderen.
Welke mensen worden geëerd?
Mensen die ontzag hebben voor de Heer.
Welke schepselen worden niet geëerd?
De mensenkinderen.
Welke mensen worden niet geëerd?
Mensen die de geboden niet in acht nemen.
20Mensen eren hun leiders,
maar de Heer eert wie ontzag voor hem heeft.
21Aanvaarding door de Heer begint met ontzag voor de Heer,
halsstarrigheid en hoogmoed zijn het begin van verwerping.
22De vreemdeling, de buitenlander en de arme,
zij zoeken hun roem in ontzag voor de Heer.
23Het is niet rechtvaardig een arm maar wijs mens te verachten,
het past niet een zondig mens te eren.
24Een hooggeplaatste, een rechter en een machthebber worden geëerd,
maar geen van hen is groter dan wie ontzag heeft voor de Heer.
25Een vrij mens moet een wijze slaaf dienen,
een verstandig mens mag daarover niet klagen.
26Voel jezelf niet te wijs om te werken,
pronk niet met jezelf wanneer het je slecht gaat.
27Beter dat je werkt en van alles voorzien bent
dan dat je pronkt met jezelf en niets te eten hebt.
28Mijn kind, heb respect voor jezelf, maar met mate,
geef jezelf alleen de eer die je verdient.
29Als iemand zondigt tegen zichzelf,
wie zal hem dan recht verschaffen?
Als iemand zijn eigen leven veracht,
wie zal hem dan eren?
30Een arme wordt geëerd om zijn bekwaamheid,
een rijke om zijn rijkdom.
31Wie als arme wordt geëerd,
wordt het als rijke nog meer.
Wie als rijke wordt geminacht,
wordt het als arme nog meer.