Jobs antwoord op Bildads derde betoog
1Hierop antwoordde Job:
2‘Heb jij dan hulp geboden aan de machteloze,
heb jij de arm gesteund die het aan kracht ontbrak?
3Wat heb jij tegen hem gezegd die de wijsheid mist,
heb jij goede raad gegeven aan de onervarenen?
4En wie heeft jou je woorden ingefluisterd,
wiens geest spreekt door jouw mond?
5De schimmen worden aan het sidderen gebracht,
de onderaardse wateren en hun bewoners.
6Het dodenrijk ligt open voor hem:
niets in de afgrond blijft verborgen.
7Hij strekt het noorden uit boven de woeste leegte,
en hangt de aarde op – boven het niets.
8Hij laat de wolken zwellen van het water,
maar ze splijten niet onder hun gewicht.
9Hij bedekt de aanblik van zijn troon
en spreidt er een wolk over uit.
10Hij trekt een cirkel rond de wateren,
langs de verste grens van licht en duisternis.
11De hemelzuilen schudden heen en weer
en zijn verbijsterd, zo vervaarlijk is hij.
12Met zijn kracht doet hij de zee bedaren
en met zijn vaardigheid verdelgt hij Rahab.
13Met zijn adem blaast hij de hemel schoon,
zijn hand doorboort de kronkelende slang.
14En dat is nog maar het minste van zijn kunnen;
wij vangen van zijn woorden slechts gefluister op.
Wie kan de donder van zijn kracht bevatten?’