Psalm 129
Vervolgd, maar gespaard
1Een pelgrimslied.
Zij hebben mij dikwijls benauwd, vanaf mijn jeugd
– zeg dat toch, Israël.
2Zij hebben mij dikwijls benauwd, vanaf mijn jeugd;
toch hebben zij mij niet overwonnen.
3Ploegers hebben mijn rug geploegd,
zij hebben hun voren lang gemaakt.
4De HEERE, Die rechtvaardig is,
heeft de touwen van de goddelozen afgehakt.
5Laat beschaamd worden en terugwijken
allen die Sion haten.
6Laat hen worden als gras op de daken,
dat verdort voordat men het uittrekt,
7waarmee de maaier zijn hand niet vult,
of de schovenbinder zijn arm;
8en de voorbijgangers zeggen niet:
De zegen van de HEERE zij met u,
wij zegenen u in de Naam van de HEERE.
Herziene Statenvertaling © Stichting HSV en Royal Jongbloed 2010-2017.