Uitnodiging tot het heil
1O, alle dorstigen, kom tot de wateren,
en u die geen geld hebt, kom,
koop en eet, ja, kom, koop zonder geld,
zonder prijs, wijn en melk.
2Waarom weegt u geld af voor wat geen brood is,
en uw arbeid voor wat niet verzadigen kan?
Luister aandachtig naar Mij, eet het goede,
en laat uw ziel vreugde scheppen in de overvloed.
3Neig uw oor en kom tot Mij,
luister, en uw ziel zal leven;
want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten:
de betrouwbare gunstbewijzen aan David.
4Zie, Ik heb Hem gegeven als Getuige voor de volken,
als Vorst en Gebieder voor de volken.
5Zie, U zult een volk roepen dat U niet kende,
en het volk dat U niet kende, zal naar U toe snellen,
omwille van de HEERE, Uw God,
voor de Heilige van Israël, want Hij heeft U verheerlijkt.
6Zoek de HEERE terwijl Hij te vinden is,
roep Hem aan terwijl Hij nabij is.
7Laat de goddeloze zijn weg verlaten,
de man van ongerechtigheid zijn gedachten.
Laat hij zich bekeren tot de HEERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen,
tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig.
8Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten,
en uw wegen zijn niet Mijn wegen,
spreekt de HEERE.
9Want zoals de hemel hoger is dan de aarde,
zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen
en Mijn gedachten dan uw gedachten.
10Want zoals regen of sneeuw
neerdaalt van de hemel
en daarheen niet terugkeert,
maar de aarde doorvochtigt
en maakt dat zij voortbrengt en doet opkomen,
zaad geeft aan de zaaier en brood aan de eter,
11zo zal Mijn woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat:
het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren,
maar het zal doen wat Mij behaagt,
en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend.
12Want in blijdschap zult u uittrekken
en met vrede voortgeleid worden.
De bergen en de heuvels zullen voor uw ogen uitbreken in gejuich
en alle bomen van het veld zullen in de handen klappen.
13Voor een doornstruik zal een cipres opkomen,
voor een distel zal een mirt opkomen;
en het zal de HEERE zijn tot een naam,
tot een eeuwig teken, dat niet zal worden uitgewist.