Hernieuwde aankondiging van straffen
1Israël is een weelderige wijnstok,
hij brengt zijn vrucht voort.
Hoe groter zijn vrucht is,
hoe meer er voor de altaren is.
Hoe beter zijn land,
hoe mooier de gewijde stenen.
2Verdeeld is hun hart,
nu staan zij schuldig.
God Zelf zal hun altaren afbreken,
hun gewijde stenen verwoesten.
3Voorzeker, dan zullen zij zeggen:
Wij hebben geen koning,
want wij hebben de HEERE niet gevreesd.
Een koning, wat zou die dan voor ons kunnen doen?
4Zij spreken loze woorden,
zweren valse eden, sluiten maar verbonden.
Het recht loopt uit als een gifplant
in de voren van het veld.
5Voor de kalveren van Beth-Aven
zijn de inwoners van Samaria bevreesd.
Ja, zijn volk zal erover treuren en zijn afgodspriesters
– die zich erover verheugden – vanwege zijn luister,
want die is van hem weggevoerd.
6Ja, dat kalf zal naar Assyrië gevoerd worden,
een geschenk voor koning Jareb.
Zo zal Efraïm schande op zich laden
en Israël zal beschaamd worden vanwege zijn voornemen.
7Samaria is afgehouwen; zijn koning drijft
als een tak op het water.
8Weggevaagd zullen worden de offerhoogten van Aven,
de zonde van Israël;
dorens en distels zullen opschieten
tot boven hun altaren.
Dan zullen zij tegen de bergen zeggen: Bedek ons!
en tegen de heuvels: Val op ons!
9Sinds de dagen van Gibea
hebt u gezondigd, Israël!
Daar zijn zij blijven staan.
De strijd in Gibea zal hen niet treffen,
de strijd tegen onrechtvaardige mannen.
10Het is Mijn verlangen hen te bestraffen:
volken worden tegen hen samengetrokken,
verstrikt als zij zijn in beide ongerechtigheden.
11Omdat Efraïm een getemde jonge koe is,
gewillig om te dorsen,
ben Ik voorbijgegaan
aan de schoonheid van haar hals:
Ik zal Efraïm inspannen,
Juda zal ploegen,
Jakob zal voor zichzelf eggen.
12Zaai voor uzelf in gerechtigheid!
Oogst in goedertierenheid!
Ploeg voor uzelf ongeploegd land om!
Het is tijd om de HEERE te zoeken,
totdat Hij komt en gerechtigheid over u laat regenen.
13U hebt goddeloosheid geploegd,
onrechtvaardigheid geoogst,
leugenvrucht gegeten;
want u hebt vertrouwd op uw weg,
op uw grote aantal helden.
14Daarom zal er oorlogsgedruis
tegen uw volk ontstaan,
en al uw vestingen zullen verwoest worden,
zoals Salman verwoesting aanrichtte bij Beth-Arbel
op de dag van strijd:
moeders werden met de zonen verpletterd.
15Dat heeft Bethel u dus aangedaan
vanwege uw mateloze slechtheid.
In de dageraad is de koning van Israël voorgoed omgebracht.