Perspectief
Een blog van Corien Oranje (deel 2 in een serie van 4)
In 2002 stuurde ik mijn allereerste manuscript naar een uitgever. Het ging over een paar stoere jongens die een geheime club hadden en die misdaden probeerden op te lossen.
Twee weken later kreeg ik een telefoontje van een redacteur van de uitgeverij: ze vonden mijn manuscript leuk en wilden het graag in hun fonds opnemen. Er moest alleen nog wel wat aan gebeuren.
Ik kreeg mijn manuscript terug vol rode strepen en aanwijzingen. Eén van de belangrijkste dingen die ik in de weken van herschrijven leerde was: wissel binnen een verhaal niet zomaar van perspectief. Schrijf alles vanuit je hoofdpersoon. Dat zorgt ervoor dat een lezer zich kan inleven.
Ik mocht dus niet schrijven: ‘Nathan had niet door dat achter het hek een schimmig figuur wegdook.’ In plaats daarvan schreef ik iets als: ‘Nathan zag vanuit zijn ooghoek iemand wegduiken.’ Of: ‘Als Nathan wegloopt, ziet hij in het zand de afdruk van een schoen.’
Natuurlijk is dit niet de enige mogelijkheid om een verhaal te schrijven. Je kunt ook schrijven vanuit een dubbel perspectief: het ene hoofdstuk schrijf je vanuit een meisje, het andere vanuit een jongen, bijvoorbeeld.
En dan heb je ook nog het perspectief van ‘de alwetende verteller’, iemand die de afloop van het verhaal kent, die alle gesprekken hoort, alle gedachten kent, en zomaar van de ene naar de andere situatie kan overschakelen.
Dat perspectief van de alwetende verteller vind je veel in de Bijbel. Ik schrijf veel voor het NBG, en van te voren overleggen we altijd wat voor perspectief ik zal gaan kiezen. Bij verhalen voor de SamenleesBijbel Junior probeerden we zo dicht mogelijk bij de tekst van de Bijbel in Gewone Taal te blijven. We willen de overgang van deze kinderBijbel naar de ‘echte’ Bijbel zo klein mogelijk maken. Soms kiezen we daarom voor het perspectief van de alwetende verteller. In Genesis 1
In het begin maakte God de hemel en de aarde.
De aarde was leeg en donker.
Maar toen zei God:
‘Er moet licht zijn.’
En kijk!
Het was licht.
Wat zag het er goed uit.
Dat was dag één.
‘Er moet lucht komen,’ zei God. En er kwam lucht om de aarde heen. Een blauwe hemel.
Dat was dag twee.
‘Er moet droog land komen,’ zei God.
Al het water op aarde stroomde naar één plek toe. Er kwam droog land tevoorschijn.
‘Er moeten planten en bomen komen,’ zei God. ‘Met vruchten eraan.’
Heel de aarde werd groen. Overal groeiden bomen en planten. God zag hoe mooi het was.
Dat was dag drie.
Bij Genesis 12
‘Abram!’ zegt een stem.
Abram kijkt om zich heen. Hij ziet niemand. Maar hij weet van wie die stem is. Het is de stem van God.
‘Ja, Heer?’ zegt hij.
‘Ga weg uit je land,’ zegt God. ‘En ga weg van je familie. Je moet op reis gaan. Ik zal je de weg naar een nieuw land wijzen. Ik beloof je iets moois, Abram. Ik zorg ervoor dat je kinderen en kleinkinderen en achterkleinkinderen krijgt: een grote familie. Jouw familie zal een groot volk worden.’
Abram schrikt wel even. Hij moet dus verhuizen. En hij kent het nieuwe land niet eens! Maar wat zei God nou tegen hem? Krijgt hij een grote familie? Abram is al heel lang getrouwd met Sarai. Maar ze hebben geen kinderen gekregen. God wil hun een kind geven!
‘Ik zal er ook voor zorgen dat je rijk wordt, Abram,’ zegt God. ‘Ik zal je gelukkig maken. Iedereen zal over jou horen.’
En dan is het stil.
De tekst staat heel dicht bij die van Genesis 12
Door het perspectief te leggen bij iemand met wie je je kunt identificeren, komt het verhaal dichtbij, wordt het concreter. Hopelijk gaat zo’n oude tekst op die manier echt voor kinderen leven.
Corien Oranje is kinderboekenschrijver en tekstschrijver
Ze is bekend van boeken zoals Het geheime logboek van topnerd Tycho en Mijn preek van de week. Voor het Nederlands Bijbelgenootschap heeft Corien onder andere meegewerkt aan de Baby Bijbel