Deze brief van de apostel Paulus is gericht aan de christenen in Tessalonica. De brief is vermoedelijk geschreven rond het jaar 50 in Korinte. Daarmee is 1 Tessalonicenzen waarschijnlijk de oudste overgeleverde brief van Paulus.
Het belangrijkste onderwerp in de brief is de eindtijd, de tijd van Gods oordeel over de wereld.
Thema
In de brief staat het moment centraal dat de eindtijd zal beginnen. Paulus predikte dat Gods oordeel snel zou komen. De brief getuigt ook van die verwachting.
Paulus had de gemeenteleden er niet op voorbereid dat er in de tijd tussen hun bekering en het oordeel gelovigen zouden kunnen sterven. Uit de brief blijkt dat dit wel gebeurd is en dat de Tessalonicenzen bang zijn dat de overledenen geen deel zullen uitmaken van het komende rijk van God. Paulus legt uit dat de overleden gelovigen zullen opstaan als Jezus komt. Paulus roept de gemeente op waakzaam te zijn: Gods oordeel kan elk moment aanbreken. Wanneer precies, dat weet God alleen.
Stijl
1 Tessalonicenzen is een brief met een redelijk spontane stijl, en is niet erg verzorgd. De eerste brief aan de Tessalonicenzen is niet erg strak opgebouwd. De stijl is tamelijk spontaan en weinig gepolijst.
Doelgroep
De eerste brief aan de Tessalonicenzen is gericht aan de christenen in Tessalonica. Tessalonica was de hoofdstad van de Romeinse provincie Macedonië, een provincie in het noorden van Griekenland. Paulus stichtte er een christelijke gemeente, die voornamelijk bestond uit niet-Joden.
Er zit weinig tijd tussen het stichten van de gemeente en het schrijven van deze brief (zie 1 Tessalonicenzen 2:17).
Korte inhoud
Zoals de meeste brieven in de oudheid begint 1 Tessalonicenzen volgens een vast patroon: afzender, geadresseerde, groet en een dankzegging aan God of de goden voor de ontvanger van de brief. In 1 Tessalonicenzen 1:1 zijn de afzenders en geadresseerden te vinden en de groet (‘Genade zij u en vrede’).
De dankzegging – voor zover we weten de langste die Paulus ooit geschreven heeft – vinden we in 1 Tessalonicenzen 1:2 – 3:13.
1 Tessalonicenzen 4:1 – 5:24 bevat het middendeel, waarin de hoofdonderwerpen van de brief behandeld worden. De onderwerpen zijn duidelijk gemarkeerd door het gebruik van het woord ‘over’ (zie 1 Tessalonicenzen 4:9, 1 Tessalonicenzen 4:13 en 1 Tessalonicenzen 5:1). De brief eindigt in 1 Tessalonicenzen 5:25-28 met slotgroeten.
Opbouw
1:1 | afzenders, geadresseerden en groet |
1:2 – 3:13 | dankzegging |
4:1-12 | liefde in de gemeente |
4:13-18 | het lot van gelovigen die zijn gestorven |
5:1-24 | het moment dat de Heer terugkomt |
5:25-28 | slot |
Datering
De eerste brief aan de Tessalonicenzen is vermoedelijk rond het jaar 50 na Christus geschreven. Paulus schreef de brief, samen met zijn medewerkers Silvanus en Timoteüs.
In Handelingen 17-18 staan gegevens over Paulus’ tweede zendingsreis die min of meer overeenkomen met die in 1 Tessalonicenzen. Er wordt vrij algemeen aangenomen dat Paulus de gemeente van Tessalonica stichtte in het jaar 49 na Christus en dat hij de eerste brief aan de Tessalonicenzen schreef rond het jaar 50 in Korinte. Daarmee is 1 Tessalonicenzen waarschijnlijk de oudste overgeleverde brief van Paulus.
Auteur(s)
Paulus schreef de brief naar aanleiding van berichten uit de gemeente. Het is goed mogelijk dat hij die berichten kreeg van zijn medewerker Timoteüs (1 Tessalonicenzen 3:6). Paulus noemt zijn medewerkers Silvanus (de Latijnse vorm van Silas) en Timoteüs in 1 Tessalonicenzen 1:1 als coauteurs van deze brief.
Wat is het verhaal achter de tekst?
De eerste brief van Paulus
De eerste brief aan de christenen in Tessalonica is de oudste brief van Paulus die we kennen. Het is ook het oudste Bijbelboek van het Nieuwe Testament. Paulus hield graag contact met de christenen die door hem tot geloof gekomen waren. Daarom had hij Timote naar de christenen in Tessalonica gestuurd toen hij zelf niet kon komen (1 Tessalonicenzen 3:1-8). Paulus hield ook op een andere manier contact met christenen die door hem tot geloof gekomen waren: door brieven naar hen te sturen. De bezorger van zo’n brief was vaak een medewerker van Paulus. Die medewerker las de brief dan voor aan de mensen in de kerk in die plaats, en soms gaf hij er ook nog extra uitleg bij.
De kerk in Tessalonica en Paulus
Paulus schrijft aan de christenen in Tessalonica, een stad in het oude Griekenland. Die stad heet nu Tessaloniki. Paulus is heel goed bevriend met de gelovigen in die stad. Veel mensen hebben door hem voor het eerst over Jezus gehoord. Paulus wil dat ze zijn boodschap niet vergeten.
Hopen op Jezus
Sommige christenen in Tessalonica waren overleden. Dat maakte de gelovigen daar wanhopig en verdrietig, want ze geloofden dat niemand van hen zou sterven voordat Jezus terug zou komen (Lucas 21:32). Maar Paulus vertelt dat ze niet bang hoeven te zijn, want Christus redt ook de doden. Als hij terugkomt uit de hemel, zullen de gestorven christenen weer gaan leven (1 Tessalonicenzen 4:13-18).
De tweede brief aan de christenen in Tessalonica
Veel uitleggers denken dat de tweede brief aan de Tessalonicenzen niet door Paulus geschreven is. Waarschijnlijk is die brief ook niet alleen bedoeld voor de christenen in Tessalonica, maar ook voor de christenen in andere kerken. Die brief wordt ‘de tweede brief aan de christenen in Tessalonica’ genoemd omdat hij ook gaat over de terugkomst van Jezus. Hij past dus goed bij de eerste brief aan de Tessalonicenzen. In de tweede brief vragen de christenen zich af wanneer Jezus terugkomt. Sommige mensen zeggen dat hij al teruggekomen is. Maar volgens de schrijver klopt dat niet.
Wat zijn de thema’s in dit boek?
Het geloof en het lijden van de Tessalonicenzen
Volgens de brieven hebben de christenen in Tessalonica een groot geloof (zie 1 Tessalonicenzen 1:2-10 en 2 Tessalonicenzen 1:3-4). Ze zijn een voorbeeld voor alle christenen. Ze vertrouwen op God, ook als ze vervolgd en mishandeld worden (1 Tessalonicenzen 2:14-16). Als je vervolgd en mishandeld wordt, is geloven niet altijd makkelijk. Daarom zegt Paulus in de eerste brief nog eens duidelijk dat ze op God moeten blijven vertrouwen (1 Tessalonicenzen 3:1-4).
Wanneer komt Jezus terug?
Wanneer komt Jezus terug? Dat is een belangrijke vraag voor de christenen in Tessalonica, en voor Paulus. Paulus schrijft er veel over in de eerste brief aan de Tessalonicenzen (1 Tessalonicenzen 5:1-10). Hij zegt dat we niet weten wanneer Jezus terugkomt. In de tweede brief aan de Tessalonicenzen schrijft de schrijver er nog meer over (2 Tessalonicenzen 2:1-14). Hij wil de christenen in Tessalonica geruststellen: als je in God gelooft, hoef je niet bang te zijn. Je hoeft je niet druk te maken over wanneer Jezus terugkomt. Als je op God vertrouwt, word je zeker gered.
Hoop
Paulus probeert de Tessalonicenzen hoop te geven. Ze zijn zo in de war over de terugkomst van Jezus dat ze hun hoop lijken te verliezen. Maar Paulus vertelt hoe belangrijk het is om hoop te hebben. Ook al hebben de christenen in Tessalonica het moeilijk, ze kunnen op God vertrouwen. Hij zal hen redden.
Hoe kun je dit boek lezen?
Hoop houden: ook nu?
De schrijvers van de twee brieven aan de christenen in Tessalonica laten zien dat je hoop moet houden. Zij schreven voor de christenen van toen, met de problemen van toen. Wij weten dat Jezus toen niet teruggekomen is. Kunnen we nu nog iets met de antwoorden die de schrijvers geven?
Zekerheid
Mensen willen graag zekerheid hebben. Dat was vroeger zo, en dat is nu nog zo. Nog steeds willen veel christenen weten wanneer Jezus terugkomt.
Kijk eens wat de christenen in deze brieven over de terugkomst van Jezus en het einde van de wereld zeggen. Wat vinden zij belangrijk, en wat vinden zij moeilijk? Wat zou je daar nu nog van kunnen leren als je zelf over die onderwerpen nadenkt?
Deze brief op naam van de apostel Paulus is gericht aan de christenen in Tessalonica. Het is niet bekend waar, wanneer en door wie deze brief geschreven is.
Thema
Het belangrijkste thema van de brief is het uitblijven van de eindtijd. De eerste christenen verwachtten dat Christus snel zou terugkeren. Toen dat niet gebeurde, zorgde dat voor twijfel in de vroegchristelijke gemeenten.
In 2 Tessalonicenzen wordt deze twijfel weggenomen: Christus zal zeker komen, maar pas na een periode van verwarring en ellende. De auteur waarschuwt dat de dag van de Heer nog lang niet zal aanbreken. De lezers moeten zich niet laten misleiden. Er moet nog van alles gebeuren:
- er moet eerst een periode van komen waar veel mensen in opstand zullen komen tegen God
- en de ‘wetteloze mens’, een antichrist-figuur, moet nog verschijnen.
Tot die tijd moeten de gelovigen ‘hun verstand niet verliezen’ (2 Tessalonicenzen 2:2).
Opbouw
De tweede brief aan de Tessalonicenzen lijkt een soort bewerking te zijn van de eerste brief aan de Tessalonicenzen.
Korte inhoud
Net als 1 Tessalonicenzen begint 2 Tessalonicenzen volgens een vast patroon: afzender, geadresseerde, groet en een dankzegging aan God voor de ontvanger van de brief. In 2 Tessalonicenzen 1:1-2 zijn de afzenders en geadresseerden te vinden en de groet (‘Genade zij u en vrede …’).
In 2 Tessalonicenzen 1:3-5 vinden we een korte dankbetuiging, die direct overgaat in een beschrijving van de komst van Christus en het oordeel dat daarmee zal samenvallen. De reden van het uitstel van Christus’ komst wordt gegeven in 2 Tessalonicenzen 2.
In 2 Tessalonicenzen 3:1-16 worden de gelovigen die hun werk verwaarlozen tot de orde geroepen. De brief eindigt in 2 Tessalonicenzen 3:17-18 met slotgroeten.
Opbouw
1:1-2 | afzenders, geadresseerden en groet |
1:3-5 | dankzegging |
1:6-12 | de komst van Christus en het oordeel |
2:1-17 | de reden van het uitstel van Christus’ komst |
3:1-16 | een oproep om werk niet te verwaarlozen |
3:17-18 | slotgroeten |
Auteur en datering
De tweede brief aan de Tessalonicenzen staat op naam van Paulus, maar is waarschijnlijk niet door Paulus zelf geschreven. Het is onbekend wie de brief wel geschreven heeft, en in welke tijd.
Auteurschap
De meeste bijbelwetenschappers gaan er vanuit dat deze brief niet door Paulus is geschreven. Zij geven hiervoor de volgende redenen.
- 2 Tessalonicenzen heeft ongeveer een derde van de woorden en zinsdelen gemeen met 1 Tessalonicenzen. Dat wijst erop dat 2 Tessalonicenzen een bewerking is van 1 Tessalonicenzen.
- Daarentegen verschilt de toon van de brieven wel: 1 Tessalonicenzen is warm en betrokken van toon, 2 Tessalonicenzen vertoont meer de stijl van een zakelijk traktaat.
- Een derde aanwijzing is de manier waarop in de beide brieven over de eindtijd wordt gesproken. Er zijn verschillende ideeën over het moment dat Christus zal komen, en deze verschillen zijn moeilijk toe te schrijven aan één auteur.
- In 2 Tessalonicenzen valt op hoe gedetailleerd er gesproken wordt over de straf die de niet-christenen zullen krijgen. In de brieven waarvan we zeker weten dat Paulus ze heeft geschreven, komt dat niet op deze manier voor.
Datering
Het is moeilijk om 2 Tessalonicenzen te dateren. Vanwege het onderwerp – het uitblijven van de eindtijd – ligt het voor de hand dat de tekst aan het einde van de eerste eeuw na Christus geschreven is. Waarschijnlijk is de brief afkomstig uit een groep gelovigen voor wie de verzamelde brieven van Paulus een belangrijke rol speelden. Iemand heeft Paulus’ idee over een snelle komst van Christus willen corrigeren door een brief aan de verzameling toe te voegen. Het is dan ook niet zeker dat de brief echt aan christenen in Tessalonica gericht was.
Boeken van het Oude Testament
Boeken van het Nieuwe Testament
Overzicht van de auteurs van de inleidingen op de Bijbel en de diverse Bijbelboeken van de Querido Facto-uitgave van de NBV21.
Matthijs de Jong | Inleiding op de Bijbel |
Hans Debel | Inleiding op Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium Inleiding op Daniël |
Klaas Smelik | Inleiding op Jozua, Rechters, 1 Samuel, 2 Samuel, 1 Koningenen 2 Koningen Inleiding op 1 Kronieken, 2 Kronieken, Ezra en Nehemia Inleiding op Ruth en Ester |
Mirjam van der Vorm-Croughs | Inleiding op Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Sefanja, Haggai, Zacharia en Maleachi |
Jaap van Dorp | Inleiding op Job, Spreuken en Prediker |
Harm van Grol | Inleiding op Psalmen, Hooglied en Klaagliederen |
Sam Janse | Inleiding op Tobit, Judit, Ester (Grieks), 1 Makkabeeën, 2 Makkabeeën en Toevoegingen aan Daniël Inleiding op Baruch, Brief van Jeremia en Het gebed van Manasse |
Cor Hoogerwerf | Inleiding op Wijsheid en Wijsheid van Jezus Sirach Inleiding op De brief aan de Romeinen, De eerste brief aan de Korintiërs, De tweede brief aan de Korintiërs, De brief aan de Galaten, De brief aan de Efeziërs, De brief aan de Filippenzen, De brief aan de Kolossenzen, De eerste brief aan de Tessalonicenzen, De tweede brief aan de Tessalonicenzen, De eerste brief aan Timoteüs, De tweede brief aan Timoteüs. De brief aan Titus en De brief aan Filemon |
Ruben van Wingerden | Inleiding op Het evangelie volgens Matteüs, Het evangelie volgens Marcus, Het evangelie volgens Lucas, Het evangelie volgens Johannes en De handelingen van de apostelen |
Matthijs den Dulk | Inleiding op De brief aan de Hebreeën, De brief van Jakobus, De eerste brief van Petrus, De tweede brief van Petrus, De eerste brief van Johannes, De tweede brief van Johannes, De derde brief van Johannes, De brief van Judas Inleiding op Openbaring van Johannes |
De tekst die aangeduid wordt als ‘canon Muratori ‘dateert uit circa 200 na Christus. Deze tekst geeft een opsomming van de boeken die voor de christelijke gemeenschap in Rome gezaghebbend waren:
- vier evangeliën (Matteüs, Marcus, Lucas, Johannes);
- Handelingen;
- dertien brieven van Paulus (1 en 2 Korintiërs, Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen, Galaten, 1 en 2 Tessalonicenzen, Romeinen, Filemon, Titus, 1 en 2 Timoteüs);
- brief van Judas;
- twee brieven van Johannes;
- Openbaring van Johannes en Openbaring van Petrus.
Deze opsomming komt, in grote lijnen overeen met de latere canon, al zijn er nog enkele verschillen.
Veel bijbelwetenschappers denken dat niet alle brieven die op naam van Paulus staan, ook echt door hem geschreven zijn. Ze maken een onderscheid tussen authentieke brieven en omstreden brieven van Paulus.
Authentieke brieven van Paulus
De brieven van Paulus zijn gelegenheidsgeschriften. Ze zijn bestemd voor een specifieke groep geadresseerden, meestal een christelijke gemeente in een bepaalde stad. Ze hebben een duidelijke aanleiding.
Van een aantal nieuwtestamentische brieven wordt algemeen aanvaard dat ze door Paulus geschreven zijn. Anders gezegd: de authenticiteit van die brieven is niet omstreden. Dit betreft zeven brieven: Romeinen, 1 Korintiërs, 2 Korintiërs, Galaten, Filippenzen, 1 Tessalonicenzen en Filemon. Deze brieven zijn waarschijnlijk geschreven in de periode van ongeveer 50-60 na Christus.
Omstreden brieven van Paulus
Behalve de zeven authentieke brieven van Paulus zijn er zes brieven van Paulus waarvan de authenticiteit omstreden is. Dat zijn 2 Tessalonicenzen, Kolossenzen, Efeziërs, 1 Timoteüs, 2 Timoteüs en Titus.
Deze brieven zijn volgens veel bijbelwetenschappers waarschijnlijk niet door Paulus geschreven. Maar ze zijn op naam van Paulus gezet door auteurs die één of twee generaties later leefden. Op dat moment hadden de brieven van Paulus een grote autoriteit. Latere auteurs gebruikten de naam van Paulus om hun eigen brieven een even groot gezag te geven.
Het begrip ‘uitverkiezing’ komt in het Nieuwe Testament op twee manieren ter sprake:
- In de eerste plaats als het gaat om Jezus. Hij wordt Gods uitverkoren zoon genoemd en heeft een speciale taak.
- In de tweede plaats als het gaat om de gelovigen. Zij zijn uitverkoren om bij Jezus te mogen horen.
Jezus als dienaar van de HEER
In het Nieuwe Testament is de gedachte van de uitverkiezing van de ‘dienaar van de HEER’ (bijvoorbeeld Jesaja 49:6) op Jezus toegepast: hij is ‘de messias van God, zijn uitverkorene’ (Lucas 23:35), ‘de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen’ (1 Petrus 2:4).
Uitverkiezing van de gelovigen
In de theologie van Paulus zijn het de gelovigen die ‘uitgekozen’ zijn (1 Tessalonicenzen 1:4). Daaruit kon worden afgeleid dat de ongelovigen ‘verworpen’ zijn en dus ‘verloren gaan’, op basis hiervan is later in de christelijke kerk de leer van de predestinatie of voorbeschikking ontwikkeld, een leer die tot veel verdeeldheid heeft geleid.
U heeft ze misschien wel eens gezien: televisiespotjes van de overheid die je waarschuwen om je deur altijd op slot te doen. Maak het inbrekers niet te makkelijk, want voor je weet zijn ze binnen, is de boodschap. Dus doe alles goed op slot: juist ook overdag, als je even je hond uitlaat of naar de winkel gaat. Net iets anders dus dan in het bekende spreekwoord ‘hij komt als een dief in de nacht.’ Wist u dat dit spreekwoord uit het Nieuwe Testament komt? Ook daar gaat het om onverwacht bezoek waar je je maar beter goed op kunt voorbereiden.
Het spreekwoord (of gezegde) komt zoals gezegd een aantal keer voor in de Bijbel: in Matteüs 24:43, Lucas 12:39-40, 1 Tessalonicenzen 5:2 en 2 Petrus 3:10.
In Matteüs 24:43 en Lucas 12:39-40 maakt de uitdrukking deel uit van een gelijkenis die Jezus vertelt. Jezus waarschuwt dat de mensen waakzaam moeten zijn: want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht. Net zoals je niet weet wanneer een dief ’s nachts inbreekt in je huis.
Ook in 1 Tessalonicenzen 5:2 en 2 Petrus 3:10 wordt deze vergelijking gebruikt: ‘Want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht.’ (1 Tessalonicenzen 5:2)
In Openbaring 3:3 en 16:15 komt de uitdrukking ook voor, maar dan zonder ‘nacht’: ‘Maar als u niet wakker wordt, kom ik onverwachts als een dief, op een tijdstip dat u niet kent.’ En ook hier is de strekking dus: de dag van de Heer komt als je het niet verwacht.
Het spreekwoord gaat dus steeds over de ‘dag van de Heer’ die onverwachts zal komen. Deze uitdrukking is in het Nieuwe Testament overgenomen uit het Oude Testament. Het verwijst naar de tijd van Gods laatste oordeel. In het Nieuwe Testament betekent het ook dat Jezus naar de wereld terug zal komen (Lucas 17:24). Daarom noemt Paulus de dag van het laatste oordeel ook ‘de dag van onze Heer Jezus Christus’ (1 Korintiërs 1:8) of ‘de dag van Christus Jezus’ (Filippenzen 1:6).
Moet je Jezus dan zien als een dief, iemand die je absoluut niet in huis wil hebben? Nee, daar gaat de vergelijking niet om. Waar het wel om gaat, is dat we altijd waakzaam moeten zijn, altijd voorbereid op het onverwachte. Alleen dan lijken we op een goede huiseigenaar: en dat is iets dat ook onze overheid kan waarderen.
Deze blog is geschreven door Roelien Smit, vertaler en Bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap.
Wie kent de spreekwoorden uit de Bijbel niet? ‘Wie een kuil graaft voor een ander …’, of ‘Een rib uit je …’. Grote kans dat je ze zo aanvult, en hun betekenis kent. In deze blogserie ontdek je bekende én onbekende pareltjes. Lees ook de vorige blog over het onbekende spreekwoord ‘Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden’, en de blog over ‘Dat is (g)een wet van Meden en Perzen.
Illustratie: Bart den Heeten
De eerste christenen in Tessalonica hadden te maken met vervolgingen door hun eigen stadsgenoten (1 Tessalonicenzen 2:14). Ze keken er dan ook uit naar dat Jezus snel zou terugkomen. Maar het duurde langer dan verwacht. En nu er christenen zijn overleden, verliezen de Tessalonicenzen hun hoop. Waar blijft Jezus?
Paulus stelt de christenen gerust. Net als Jezus is opgestaan, zullen ook de overledenen opstaan uit de dood. En eens zal iedereen, al gestorven of nog levend, altijd bij Jezus zijn. Wat een troost!
De coronacrisis duurt nu al een hele tijd, langer dan veel mensen hadden verwacht. Wat biedt jou troost of hoop in deze situatie?