hond
De waakhond en de herdershond kregen in het Oude Israël veel waardering. Maar straathonden en zwerfhonden werden gezien als vies en lastig. Het woord ‘hond’ heeft in de Bijbel daarom vaak een negatieve betekenis.
Huisdier
Sinds mensenheugenis is de hond voor mensen een nuttig dier. Grote honden werden gebruikt als waakhond, bijvoorbeeld bij de poorten van een stad (Jesaja 56:10
Zwerfdier
In steden, dorpen en kleine nederzettingen hoorden loslopende honden bij het gewone straatbeeld. Ze zochten tegen de avond overal naar voedsel (Psalm 59:15-16
Zwerfhonden likten het bloed op van doden en gewonden (1 Koningen 22:38
Scheldwoord
Vanwege hun smerige eetgewoontes hebben straathonden in de Bijbel een slechte reputatie. Ze gelden als minderwaardige wezens. Om die reden heeft het woord ‘hond’ een negatieve betekenis gekregen. Mensen die zich nederig opstellen, noemen zichzelf een ‘nietswaardige hond’ (2 Koningen 8:13
Het woord ‘hond’ wordt in de Bijbel ook als scheldwoord gebruikt. Mensen op wie wordt neergekeken, worden ‘hond’ of ‘hondsvot’ genoemd (1 Samuel 17:43
Profeten spreken soms vol minachting over koningen door te verwijzen naar de gewoonte van straathonden om overal tegenaan te plassen. De mannelijke leden van de koninklijke familie duiden ze daarom aan als ‘zij die tegen de muur pissen’ (1 Koningen 14:10