Het dagelijks leven van vrouwen in het Oude Testament

Vrouwen speelden een belangrijke rol in het dagelijkse leven in de tijd van het Oude Testament. Door mee te werken op het land droegen ze bij aan de voedselproductie. Ook waren zij verantwoordelijk voor de opvoeding van jonge kinderen. En sommige vrouwen bekwaamden zich in de geneeskunst of als vroedvrouw. Op al deze manieren zorgden vrouwen voor het voortbestaan van het volk.

Binnen en buiten het huis hadden vrouwen veel taken. Naast de zorg voor jonge kinderen en dieren, waren vrouwen verantwoordelijk voor het maken van voedsel en kleding. Het malen van meel waarvan een gezin een dag kon eten kostte een vrouw zo’n drie uur. Taken zoals manden maken en weven konden vrouwen combineren met de zorg voor jonge kinderen. En als ze garen aan het spinnen waren, deden ze ondertussen vaak nog allerlei andere klussen. Het garen verfden zij met behulp van plantaardige en dierlijke stoffen. Daarna maakten ze er kleding of dekens van, deels voor hun eigen gezin, en deels om te verkopen. Ook hielpen vrouwen bij de oogst, haalden ze water, kweekten ze groente en fruit en hielden ze het huis schoon.
Tijdens veel van hun taken hielden vrouwen ook toezicht op hun kinderen. De opvoeding van jonge kinderen lag grotendeels bij hen. Alles wat ze wisten over hun taken binnen en buiten het huis, leerden ze aan hun dochters (zie het spreekwoord ‘Zo moeder, zo dochter’ in Ezechiël 16:44). Dat geldt ook voor hun kennis over zwangerschap en geboorte en alle mogelijke problemen die daarmee te maken hadden. De zorg voor zwakken en zieken was waarschijnlijk ook meestal de taak van de vrouwen.