Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Zegen in het Nieuwe Testament

In het Oude Testament heeft zegenen de betekenis van het uitspreken van iets goeds over iemand. In het Nieuwe Testament verschuift de betekenis: de zegen is hier een uitspraak van dankzegging of heiliging.

Zegen als dankzegging

In het vroege Jodendom betekent zegenen hoofdzakelijk het zeggen van korte vaststaande teksten voor en na het eten. Zegenen heeft hier vooral de betekenis van danken. In het Nieuwe Testament vinden we hier voorbeelden van. Voordat Jezus zijn leerlingen opdraagt de vijf broden en de twee vissen uit te delen, spreekt hij er het zegengebed over uit (Lucas 9:16). Bij de laatste maaltijd met zijn leerlingen spreekt Jezus het zegengebed uit over het brood en het dankgebed over de wijn (Marcus 14:22-23).

Zegen als heiliging

Zegenspreuken werden in het vroege Jodendom ook gezegd bij het begin van de sabbat en feestdagen, of bij andere bijzondere gelegenheden, om die dagen te heiligen.

Gerelateerde Bijbelgedeelten

Lucas 9.16 Marcus 14.22 - Marcus 14.23
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons