Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Paulus' boodschap van de opstanding

In zijn eerste brief aan de Korintiërs schrijft Paulus uitgebreid over opstanding uit de dood. Voor Paulus met zijn Joodse achtergrond staat het vast dat dode mensen aan het einde der tijden zullen opstaan. Maar sommige christenen in Korinte vinden dat raar en geloven het niet.

Opstanding van de doden?

Uit 1 Korintiërs 15 blijkt dat er in de Griekse stad Korinte christenen zijn die niet geloven dat mensen eens uit de dood zullen opstaan. Waarschijnlijk denken zij – net als de meeste andere mensen uit die tijd – dat bij de dood van iemand zijn ziel ergens voortleeft maar zijn lichaam vergaat. Zij kunnen niet geloven dat een dood lichaam weer levend kan worden.

Paulus’ achtergrond als farizeeër

Vóór zijn bekering hoorde Paulus bij de farizeeën (Filippenzen 3:5). Deze groep Joden geloofde onder andere dat de doden eens zullen opstaan om dan door God geoordeeld te worden. Ook Paulus twijfelde niet aan een opstanding van de doden (Handelingen 23:6-8; Handelingen 24:15-21; Romeinen 6:5; 1 Tessalonicenzen 4:13-18).

Jezus is al opgestaan

Om de christenen in Korinte te overtuigen wijst Paulus op Jezus Christus. Zij geloven toch ook dat Jezus Christus dood was en weer levend is geworden? Dan is het volgens Paulus niet raar dat later, aan het einde der tijden, ook de gestorven christenen uit de dood op zullen staan (1 Korintiërs 15:1-34).

Een geestelijk lichaam

De christenen in Korinte kunnen vooral niet geloven dat dode mensen eens weer een ‘gewoon’ lichaam zullen krijgen. Maar in 1 Korintiërs 15:35-58 legt Paulus uit dat het lichaam waarmee gestorven christenen zullen opstaan, geen ‘normaal’ lichaam is. Het is niet het lichaam dat ze hadden toen ze nog op aarde leefden. Het is een ‘geestelijk lichaam’, een lichaam dat past bij hun nieuwe leven, hun leven bij God en Jezus Christus.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.23.1
Volg ons