Dienaar van de HEER
In de Bijbel worden verschillende mensen beschreven als dienaren van God. In vier passages in Jesaja wordt op een heel eigen manier gesproken over de dienaar van de HEER. In het Nieuwe Testament worden deze passages toegepast op Jezus.
Dienaren van God
Een dienaar of een dienares is ondergeschikt aan een ander, bijvoorbeeld aan een koning. Maar het woord kan ook een religieuze betekenis hebben. Dan verwijst het naar:
- iemand die zich overgeeft aan God (zie Psalmen 116:16
); - mensen met wie God een speciale relatie heeft, bijvoorbeeld aan Abraham
, Mozes en David ; - profeten
(zie Jeremia 29:19 ); - mensen die leven in dienst van Christus; Paulus
noemt zichzelf bijvoorbeeld meerdere keren ‘dienaar van Christus Jezus’.
Jesaja en de dienaar van de HEER
In het bijbelboek Jesaja
- het volk van Israël;
- de Perzische heersers Cyrus
, Darius en Artaxerxes, die de herbouw van de tempel in Jeruzalem steunden; - het deel van het volk van Israël dat trouw is aan de HEER.
De functie van de dienaar in Jesaja
De dienaar is in Jesaja 40-55
Jezus als lijdende dienaar
De schrijvers van het Nieuwe Testament hebben de teksten over de lijdende dienaar van de HEER toegepast op Jezus. Soms wordt op een indirecte manier verwezen naar Jesaja (zie 1 Korintiërs 15:3
De nieuwtestamentische schrijvers brengen het leven en sterven van Jezus in verband met de figuur van de dienaar. Zo benadrukken ze dat het optreden en het lijden van Jezus passen in de oudtestamentische traditie. Ze zien Jezus als Gods dienaar bij uitstek.