Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
17 juni 2020

Wat de Bijbel ons kan leren over uitsluiting

Racisme en andere vormen van uitsluiting zijn in de geschiedenis van het christendom vaak met de Bijbel in de hand gerechtvaardigd. Hoog tijd, bijvoorbeeld voor witte christenen, om te (her)ontdekken dat Bijbelverhalen een kritische spiegel zijn waarin we tot onze schrik onze eigen (onbewuste) vooroordelen en bevoorrechte positie herkennen. In de parabel van de wijze en dwaze meisjes bijvoorbeeld. Als we tenminste anders durven lezen.

In Matteüs 25 vertelt Jezus een ongemakkelijk verhaal over het koninkrijk van de hemel, ofwel ‘Gods nieuwe wereld’, zoals de Bijbel in Gewone Taal vertaalt. Als het er echt op aankomt, vertelt Hij, zal het met dat koninkrijk zijn als met tien meisjes die met olielampjes in hun handen een bruidegom tegemoet gaan.
Vijf van hen worden ‘verstandig’ genoemd, omdat ze extra olie voor hun lampjes hebben meegenomen, in tegenstelling tot de andere vijf, die dan ook het etiket ‘dwaas’ krijgen. Om onduidelijke redenen laat de bruidegom op zich wachten. De meisjes dommelen in. Als de komst van de bruidegom eindelijk wordt aangekondigd, schrikken ze wakker en haasten ze zich om hun lampen in orde te maken.
Dan blijken de dwaze meisjes geen olie meer te hebben. De verstandige meisjes weigeren hun olie met hen te delen. Terwijl de dwaze meisjes olie zijn gaan kopen, gaan de wijze meisjes met de bruidegom mee naar de feestzaal. Dan gaat de deur op slot. Als de dwaze meisjes uiteindelijk aangekomen zijn en vragen om binnengelaten te worden, weigert de bruidegom hun botweg de toegang en voegt hij hen toe: ‘Ik ken jullie niet.’

Hard maar rechtvaardig (?)

Traditioneel wordt de bruidegom vereenzelvigd met Jezus, die in het koninkrijk alleen degenen toelaat die voorbereid zijn. Een harde maar rechtvaardige boodschap, zo luidt de gangbare exegese, want Jezus vraagt nu eenmaal van ons dat we onze olievoorraad op peil houden, dat wil zeggen: ons (juiste) geloof onderhouden.
Volgens voormalig Theoloog des Vaderlands Janneke Stegeman is het evangelie ‘verzetsliteratuur’. Het is geschreven om de gevestigde orde te ondermijnen, en dat moest noodgedwongen in verhulde taal. Voor bevoorrechte witte westerlingen is het moeilijk om die codetaal te ontcijferen, omdat we niet in verdrukking leven, zoals de mensen voor wie het evangelie in eerste instantie is bedoeld.
Vanuit dat perspectief is ook deze parabel een verhaal in codetaal, dat op het eerste gezicht de gangbare orde van selectie en uitsluiting (in dit geval van vrouwen door mannen) lijkt te bevestigen. Onder de oppervlakte kun je het lezen als een verhaal dat waarschuwt tegen de mechanismen die mensen in de marge verdelen.

Besloten feestjes

De moraal van het verhaal – ‘Wees waakzaam’ – geldt, als we zó lezen, de meisjes die zich ertoe hebben laten verleiden hun lotgenoten in de steek te laten om toegelaten te worden tot een letterlijk besloten feestje. Meer in het algemeen geldt hij mensen voor wie de gevestigde orde privileges met zich meebrengt (sekse, kleur, geaardheid,…) waardoor ze meer olie hebben dan anderen. Voor hen betekent ‘wees waakzaam’: zorg dat je, als het erop aankomt, niet op een besloten feestje wordt aangetroffen, een besloten feestje van witte mensen bijvoorbeeld.
In de ogen van de gevestigde orde is het ‘verstandig’ wat die vijf meisjes doen. Terzijde: de Septuagint, de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, gebruikt hetzelfde woord om de slang in Genesis 3 te omschrijven. Net als de slang zijn die meisjes listig, slinks misschien zelfs wel.
Als het erop aankomt, hangt het koninkrijk van de hemel af van mensen die dwaas genoeg zijn om niet met zo’n bruidegom mee te gaan.

Wie is hier verstandig?

In mijn boekje met Bijbelse monologen Dicht op de huid laat ik één van die vijf ‘verstandige’ meisjes aan het woord: ’Zodra we in de feestzaal zijn, doet hij de deur op slot. We zien hem met een veelbetekenende blik in onze richting kijken. Die andere vijf, wat een dwaze meisjes, zegt die blik. Dat is toch een heel ander slag, dat had ik jullie zo kunnen vertellen. Jullie zijn tenminste verstandig.
Een tijd later kloppen de andere vijf aan. De bruidegom doet de deur op een kier. We krimpen ineen als we hem horen zeggen: “Ik wil niets van jullie weten.”
En nu zitten wij hier dus, terugdenkend aan dat moment, daarstraks, in het donker. Was dat zo’n moment dat het erop aankwam?
Als de bruiloftsmuziek af en toe even verstomt, hoor ik die stem in mijn oren: “Wees waakzaam.” Mijn lampje brandt nog steeds. Maar voor wie? Wie is hier nu dwaas en wie verstandig?’

Guido de Bruin
Verhalenverteller en adviseur identiteit bij Verus, de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs in Nederland. Recent verscheen van hem een bundel Bijbelse monologen onder de titel Dicht op de huid.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.3
Volg ons