Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
9 mei 2023Mirjam van der Vorm-Croughs

Gaven de Israëlieten aanwijzingen aan de engelen?

Door Mirjam van der Vorm-Croughs

Deuteronomium 33:2-5 is een tekst die tot de verbeelding spreekt, maar ook nogal raadselachtig is. In vers 2 wordt beschreven hoe God in een ontzagwekkende entourage, omringd door duizenden engelen, de berg Sinaï afdaalt. Tot zover zijn de meeste Bijbelvertalingen het nog wel met elkaar eens. Maar aangekomen bij vers 3 gaan ze allerlei richtingen op. Volgens de Statenvertaling en de HSV vertelt dit vers dat Gods ‘heiligen’ onderwijs ontvangen van God. In de NBV21 lijken het de Israëlieten te zijn die door God worden onderwezen. En wie de Engelse NRSV erop naslaat, krijgt de indruk dat de Israëlieten zélf onderricht geven, en aan niemand minder dan de engelen. Hoe zijn deze verschillen te verklaren, wat zegt de Hebreeuwse tekst eigenlijk, en welke overwegingen hebben geleid tot de vertaling van de NBV en NBV21?

Engelen

Deuteronomium 33:3 maakt deel uit van een zegen die Mozes aan het eind van zijn leven uitspreekt over de stammen van Israël (Deuteronomium 33:1-29). De verzen 2-5 vormen hierop de inleiding.

In vers 2 herinnert Mozes het volk aan Gods indrukwekkende verschijning op de berg Sinaï, het moment waarop God de twee stenen tafelen met de tien geboden aan Mozes gaf en een verbond sloot met zijn volk.

Het daaropvolgende vers, vers 3, levert letterlijk vertaald vanuit het Hebreeuws een behoorlijk cryptische tekst op:

‘Ja, (u/hij) liefhebbende volken, al zijn heiligen (zijn) in uw hand; zij zetten zich neer aan uw voeten. Hij/Men zal ontvangen (iets) van uw woorden.’

De meeste uitleggers en vertalingen gaan ervanuit dat in deze zinnen God wordt toegesproken. Maar wie worden er bedoeld met ‘zijn heiligen’? Volgens sommige Bijbelgeleerden zijn dit de hemelbewoners, de engelen. In vers 2 worden zij in de Hebreeuwse tekst ook ‘heilig’ genoemd. En in Deuteronomium 32:8 treffen we in een Qumran-handschrift en de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) de gedachte aan dat God elk van de volken aan een engel heeft toegewezen (zie de voetnoot in de NBV, en zie ook vers 9). Dit zou wel eens de oudste versie van deze tekst kunnen zijn, die later door Hebreeuwse overschrijvers is gewijzigd, zo menen veel Bijbelwetenschappers.

Kortom, de engelen komen vaker voor in deze hoofdstukken, en daarom is het goed mogelijk dat ze ook in ons vers bedoeld zijn. In dat geval wil Deuteronomium 33:3 zeggen dat de hemelbewoners zich verzamelen aan Gods voeten en daar zijn woorden, de woorden van zijn wet, ontvangen. Dat de tekst hier eerst over God in de derde persoon enkelvoud spreekt (‘zijn heiligen’) en vervolgens overgaat naar de tweede persoon enkelvoud (‘in uw hand’), is lastig, maar komt vaker voor in de Hebreeuwse Bijbel.

NRSV

De NRSV maakt heel andere keuzes. Deze Engelse vertaling vertaalt Deuteronomium 33:3 als volgt:

“Indeed, O favorite among peoples, all his holy ones were in your charge; they marched at your heels, accepted direction from you.”

De NRSV herkent in degene die in dit vers wordt aangesproken niet God, maar het volk Israël. De woorden ‘liefhebbende volken’ zijn namelijk gelezen als ‘hij die (door God het meest) wordt liefgehad onder de volken’. En dat is Israël. ‘Zijn heiligen’ verwijst volgens de vertaling naar de hemelbewoners. En zo zijn het in de NRSV de Israëlieten die aanwijzingen mogen geven aan de engelen.

Aan God toegewijd

Maar er is nog een andere uitleg mogelijk. Wellicht verwijst ‘zijn heiligen’ hier niet naar de engelen, maar naar degenen die door God apart zijn gezet en aan Hem zijn toegewijd door het verbond dat Hij met hen gesloten heeft. Ofwel: het volk Israël (zie Ex. 19:6; Num. 16:3). Dat past beter bij de inbedding van deze tekst: Mozes spreekt in dit hoofdstuk tenslotte tot de Israëlieten en herinnert ze eraan dat God hun de wet heeft gegeven. Dit is dan ook de interpretatie die is gekozen door de NBV(21):

‘Hij kreeg Israëls stammen lief, hij hield al de zijnen in zijn hand. Ze waren gezeten aan zijn voeten en ontvingen zijn onderwijzing’.

Deutronomium 33:3

Het Hebreeuwse woord voor ‘volken’ (‘ammim) is in de NBV geïnterpreteerd in de zin van ‘stammen’ (een betekenis die het woord vaker heeft, zie bijvoorbeeld vers 19 en Gen. 28:3; 48:4) en, net als ‘zijn heiligen’, opgevat als verwijzend naar Israël. In de vertaling is het woord verduidelijkt tot ‘Israëls stammen’. ‘Zijn heiligen’ is in de NBV(21) vertaald met ‘de zijnen’.

En zo kan het dat verschillende Bijbelvertalingen dezelfde Hebreeuwse zin op een heel verschillende manier interpreteren. Mogelijk weerspiegelt dit een praktijk die al in de tijd van de Bijbel zelf plaatsvond: aan bestaande godsdienstige teksten werd een nieuwe betekenis gegeven. Een oude tekst die oorspronkelijk wellicht over de hemelbewoners ging, werd toegepast op de Israëlieten.

Mirjam van der Vorm-Croughs is Specialist Vertalen & Exegese Oude Testament bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons